B&F, spelling, blok 4 week 4 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

Spelling

Blok 4 week les 3

Grammatica

Lidwoord: de, het en een

Wat is het lidwoord in deze zin?

Bram kijkt naar de televisie.

Wat is het lidwoord in deze zin?

Gisteren heeft de zon niet geschenen.

Wat is het lidwoord in deze zin?

Morgen koop ik een nieuwe fiets.

Zelfstandig naamwoord

Mens, dier of ding waar je 'de, het of een' voor kan zetten

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Dat is een grappige clown!

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Joop maakt zijn fiets schoon.

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Kijk jij even op de kaart?

Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?

Wat heb jij een lieve hond!

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

In het kasteel woont een knappe prinses.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

De hond zwemt in de modderige sloot.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Toen liepen de boze kinderen naar huis,

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Op de muur hangt een gave poster.

Werkwoord

 

Zegt wat een persoon of dier doet of wat er gebeurt

Wat is het werkwoord in deze zin?

Vanmorgen at ik lekkere havermout.

Wat is het werkwoord in deze zin?

Hij geeft zijn honden drie botten.

Wat is het werkwoord in deze zin?

Het sneeuwt al een tijdje buiten.

Wat is het werkwoord in deze zin?

Hij gooide zijn boeken op de grond.

Persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

In mijn tas zit een zakdoek.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Vader riep de kinderen bij zich.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

De vogels maken een nest.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Mijn vader speelt een lied op zijn gitaar.

Dit was het einde van de les.
Wat vond je van de les?

😒🙁😐🙂😃