Fascisme samenvatting:
Tijdens het interbellum zijn veel nieuwe democratische staten, die ten westen van Rusland ontstonden, vervangen door autoritaire regimes.
Het eerst gebeurde dat in Italie, ze hadden na WO I veel last van chaos en geweld. Er waren voortdurend stakinen en rellen, fanatieke nationalisten waren ontevreden over het verdrag van Versailles. Hun leider Benito Mussolini vormde in 1919 de fascistische beweging, zijn knokploegen vochten met linkse arbeiders en oefden straatterreur uit. In 1922 hielden ze een 'mars' op Rome, de koning benoemde Mussolini tet regeringsleider. Als snel trok de duce alle macht naar zich toe en verbood alle andere partijen en vestigde een dictatuur.
Nationaalsocialisme samenvatting:
Na WO I was het een chaos in Dtsl, straatgevechten tussen linkse arbeiders en nationalistische oorlogsveteranen. Hitler was één van deze veteranen, hij werd de leider van de NSDAP. Zijn grote voorbeeld was Mussolini, hij wilde in 1923 vanuit zijn woonplaats München een 'mars op Berlijn'houden. (Bierkellerputsch) Maar hij werd gearresteerd. Vanaf 1924 groeide de economie in Dtsl (hulp VS - Dawesplan) en leek Hitlers rol uitgespeeld, tot de crisis in de jaren 30. Toen groeide zijn aanhang sensationeel. In 1933 benoemde president Hindenburg Hitler tot kanselier.