wederkerend voornaamwoord

wederkerend voornaamwoord
Je weet wat een wederkerend voornaamwoord is
Je kunt hem benoemen in een zin
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

wederkerend voornaamwoord
Je weet wat een wederkerend voornaamwoord is
Je kunt hem benoemen in een zin

Slide 1 - Slide

Wederkerende voornaamwoorden hebben in de infinitief (het hele werkwoord) het woordje ‘zich’ bij zich. 

Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: 
zich ergeren, zich schamen, zich vergissen, zich verspreken.

Slide 2 - Slide

Ik schaam me
Hij schaamt zich
wij schamen ons

Slide 3 - Slide

Blesseerde je je tijdens de wedstrijd?

Slide 4 - Slide

Benoem het wederkerend vnw

Slide 5 - Slide

1. Vermaak je je een beetje bij je vrienden?

A
de eerste je
B
de tweede je
C
de derde je

Slide 6 - Quiz

2. Bas en Hidde nemen zich elke dag voor om niet te veel te kletsen tijdens mijn les.

A
zich
B
mijn

Slide 7 - Quiz

3. Francien verslikt zich in die enorme zuurtjes van jou.
A
zich
B
jou

Slide 8 - Quiz

4. Wij bemoeien ons niet met jouw zaken!
A
ons
B
jouw

Slide 9 - Quiz

5. Moet je je nog wassen?
A
eerste je
B
tweede je

Slide 10 - Quiz

wederkerig voornaamwoord
elkaar 
mekaar
elkander

Slide 11 - Slide