Taalinzicht les 3

Welkom 1HVd

Paklijst:
- Lesboek & lijntjesschrift
- Pen en/of etui
- (Nederlands) leesboek
- Opgeladen laptop (met oplader)


1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1HVd

Paklijst:
- Lesboek & lijntjesschrift
- Pen en/of etui
- (Nederlands) leesboek
- Opgeladen laptop (met oplader)


Slide 1 - Slide

Lesinhoud
Werkwoorden & Werkwoordsvormen
Nakijken huiswerk paragraaf 6
Lesdoelen
Uitleg (Werkwoorden & Moeilijke woorden)
Zelfstandig werken
Controle lesdoelen
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Nakijken huiswerk (par. 6)
Opdracht 6

Slide 3 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 6
a. 'Hard' zegt iets over 'rijdt'. GEEN bijvoeglijk naamwoord.

Slide 4 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 6
a. 'Hard' zegt iets over 'rijdt'. GEEN bijvoeglijk naamwoord.

b. 'Hard' zegt iets over 'appel'. Het is een bijvoeglijk naamwoord.


Slide 5 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 6
a. 'Hard' zegt iets over 'rijdt'. GEEN bijvoeglijk naamwoord.

b. 'Hard' zegt iets over 'appel'. Het is een bijvoeglijk naamwoord.

c. 'Kokend' zegt iets over 'heet'. GEEN bijvoeglijk naamwoord.
'Heet' zegt iets over 'water'. Het is een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 6 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 7

Slide 7 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 7
a. Het is een bijvoeglijk naamwoord. Je kunt er een zelfstandig naamwoord achter denken, waar het dan iets over zegt. 
Voorbeeld: "TV; Ik wil geen kleine maar een grote tv"


Slide 8 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 7
a. Het is een bijvoeglijk naamwoord. Je kunt er een zelfstandig naamwoord achter denken, waar het dan iets over zegt. 
Voorbeeld: "TV; Ik wil geen kleine maar een grote tv"

b. Het is een zelfstandig naamwoord. Het geeft een naam aan een abstracte zaak.

Slide 9 - Slide

Lesdoelen
Je leert:
- Een werkwoord in een zin herkennen en benoemen
- De diverse werkwoordstijden opnoemen
- Uitleggen wat de bedrijvende en lijdende vorm is

Slide 10 - Slide

Taalkundig ontleden: Woordsoorten

Van ieder woord in een zin kan je de taalkundige functie benoemen!

Slide 11 - Slide

Taalkunde: woordsoorten
Voorbeeld: De Efteling is een bekend pretpark.

lidwoord: de, een
zelfstandig naamwoord: Efteling, pretpark
werkwoord: zijn
bijvoeglijk naamwoord: bekend

Slide 12 - Slide

Taalkunde: Werkwoorden
Vorige week heb je een lijst aan werkwoordstijden opgeschreven: OTT, OVT, VTT, VVT, OTTT, OVTT, VTTT, VVTT

Naast deze werkwoordstijden kennen we uiteraard ook:
Hele werkwoord of infinitief: roepen
Voltooid deelwoord:                  geroepen
Onvoltooid deelwoord:             roepend

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Maak:Opdracht 1 (Alleen afkorting schrijven) &2

Met wie: Alleen
Hulp: Docent & theorie (blz. 30)
Klaar? Lezen in je leesboek

Slide 14 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Bij deze vormen is het belangrijk om te kijken of de zin actief of passief is. Doet het onderwerp iets of wordt er iets met het onderwerp gedaan

Actief betekent: er wordt iets gedaan. (Bedrijvend)

Passief betekent: iets wordt door iemand gedaan (Lijdend)

Slide 15 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Actief betekent: er wordt iets gedaan. (Bedrijvend)
Passief betekent: iets wordt door iemand gedaan (Lijdend)

Voorbeeldzinnen:
De vrouw koopt een tas. -> Actieve zin

De tas wordt door de vrouw gekocht. -> Passieve zin

Slide 16 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Herschrijf de volgende zin in de andere vorm.


De trainer deelt de waterbidons uit.


Slide 17 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Herschrijf de volgende zin in de andere vorm.

De trainer deelt de waterbidons uit.

De zin is actief (bedrijvend). Er wordt iets gedaan. 'De trainer' = onderwerp. De trainer doet iets, dus hij is 'in bedrijf'. We willen naar een passieve zin (lijdend). Dan wordt iets door iemand gedaan. Het onderwerp verandert! Iets = waterbidons uitdelen + door iemand = door de trainer. De waterbidons worden door de trainer uitgedeeld. De zin is nu passief. 


Slide 18 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Herschrijf de volgende zin in de andere vorm.


De tak wordt door Peter op het veld gegooid.

Slide 19 - Slide

Bedrijvende en lijdende vorm
Herschrijf de volgende zin in de andere vorm.

De tak wordt door Peter op het veld gegooid.

De zin is passief (lijdend). Er wordt iets door iemand gedaan. 'De tak' = onderwerp. De tak doet niks, maar er wordt iets met de tak gedaan. We willen een actieve zin (bedrijvend). Dan wordt er iets gedaan. Het onderwerp verandert! Onderwerp = Peter + persoonsvorm = gooien.
 Peter gooit de tak op het veld. De zin is nu actief. 

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak: Opdracht 6
Met wie: Alleen
Hulp: Docent & theorie (blz. 32)

Klaar? Lezen in je leesboek

Slide 21 - Slide

Werkwoordsvormen geven de 'wijs' aan

We kennen in het Nederlands drie verschillende 'wijzen':

  • Aantonende wijs (Geeft feiten of handelen aan) 

  • Aanvoegende wijs (Geeft een wens aan)

  • Gebiedende wijs (Geeft een bevel aan)

Slide 22 - Slide

Aantonende wijs (indicatief)
Geeft feiten of handelen aan.

Vorm van het werkwoord die de werking aantoont:
- Ik neem
- Hij loopt
- Zij sliep

Slide 23 - Slide

Aanvoegende wijs (conjunctief)
Geeft een wens aan.

Vorm die hedendaags beperkt voorkomt, bijvoorbeeld in vaste uitdrukkingen:
- Het zij zo
- Koste wat het kost
- Men doe wat nodig is

Slide 24 - Slide

Gebiedende wijs (imperatief)
Geeft een bevel aan.

Onderwerp ontbreekt en de gebiedende wijs staat vooraan in de zin. Kenmerkend bij de gebiedende wijs is het uitroepteken!
- Doe de was!
- Ga naar bed!
- Stop met praten!

Slide 25 - Slide

Aan de slag
Maak: Opdracht 7
Met wie: Alleen
Hulp: Docent & theorie (blz. 32)

Klaar? Lezen in je leesboek

Slide 26 - Slide

Moeilijke woorden
Bij de volgende toets hoort weer een rijtje met moeilijke woorden. Woorden van deze les:
ten koste gaan van
aan de hand van
citaat
uiteenzetten
in goede banen leiden

Slide 27 - Slide

Moeilijke woorden
Bij de volgende toets hoort weer een rijtje met moeilijke woorden. Woorden van deze les:
ten koste gaan van       =  nadelig zijn voor
aan de hand van           =   op basis van, gebaseerd op
citaat                                 = letterlijke weergave van                                                                                iemands woorden
uiteenzetten                   =  iets op informatieve manier vertellen
in goede banen leiden =  ervoor zorgen dat iets goed verloopt

Slide 28 - Slide

Moeilijke woorden - Huiswerk
Maak met elk moeilijk woord een goede zin die het volgende bevat (Gebruik 2 zinnen indien nodig):

- Het moeilijke woord zelf
- Een voorbeeld
- Een uitleg

Slide 29 - Slide

Controle lesdoelen
Je kan:
- Een werkwoord in een zin herkennen en benoemen
- De diverse werkwoordstijden opnoemen
- Uitleggen wat de bedrijvende en lijdende vorm is

Slide 30 - Slide

Afsluiting
9 december toets

1e lesuur 9 november - Ruimte voor vragen (bereid deze voor!)
2e lesuur 9 november Toets Taalinzicht  + Woordenlijst (Ook de woorden van de vorige toets)

Slide 31 - Slide