Leçon 27: bezittelijke voornaamwoorden 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour

T1C

Programme 

pour la leçon 27

        Aujourd'hui (=vandaag) :

• Corrigé des exercices dans le supplément pages 47 et 48
• Bezittelijke voornaamwoorden 2
• Quizlet 4-1 + 4-2
• Compréhension orale sur d'Accord

jeudi 2 juin

Exercice B page 48 (chapitre 4): 

1. sa voiture
2. ta prof de maths
3. ma guitare
4. sa grand-mère
5. ton nom
6. sa table
7. ma petite soeur
8. son ordinateur
9. ta chaise
10. sa chambre
11. ma photo
12. son lit

Exercice C page 48 (chapitre 4): 

1. mes livres
2. ta mère
3. son père
4. son copain / son ami
5. tes copains / tes amis
6. sa soeur
7. son cousin
8. mes parents
9. sa chaise
10. ton chien
11. mon ordinateur
12. son frère
13. 
    

De bezittelijke voornaamworden (2)

notre - nos

votre - vos

leur - leurs

Leerdoel: 

- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin

- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Wat is belangrijk in het Frans om het juiste bezittelijke voornaamwoord te kiezen ?

1. het geslacht van het bezitter
2. het geslacht van het bezit

Alice n'aime pas ___ frère.

1. sa
2. son

Lucas travaille avec __ soeur.

1. sa
2. son

	man.	vrouw.	meerv.
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn	son	sa	ses
haar	son	sa	ses

Wat valt je op?

	enkelv.	meerv.
ons, onze
jullie, uw
hun

Ons, onze = notre, nos
Jullie, uw = votre, ... ?

	enkelv.	meerv.
ons, onze	notre ons huis: notre maison	nos onze buren: nos voisins
jullie, uw	votre uw kat: votre chat jullie leraar: votre prof	vos uw vrienden: vos amis jullie kinderen = vos enfants
hun	leur hun huis: leur maison	leurs hun dieren : leurs animaux

Supplément

- Exercice F page 51

Si tu vas vite, fais aussi l'exercice G.

Exercice F page 51 (chapitre 4): 

1. notre classe
2. vos élèves
3. leur collège
4. nos livres
5. leurs amies
6. votre jardin
7. nos profs
8. leur père
9. vos crayons
10. votre clé

Qu'est-ce qu'il y a dans ton sac ?

1. Vertel wat er in elkaars schooltas zit: 

Dans mon sac, il y a mon ordinateur, etc ...

2. Je moet ook kunnen zeggen wat er in de tas van je buurman/vrouw zit. Welk bezittelijk voornaamwoord gebruik je dan?

Quizlet

1. Travaillez les listes 4-1 F-N et 4-2 N-F 
2. Quizlet live

Compréhension orale (=luisteroefening): 

1. D'accord > Chapitre 4 > 4.1 > 7 + 8 
2. D'accord > Chapitre 4 > 4.2 > 5 + 6 + 8

Devoirs pour mercredi 8 juin:

Apprendre (=leren):

• Supplément, p. 50: bezittelijke voornaamwoorden
• Quizlet 4-1 (F=>N) + 4-2 (N=>F)

Faire (=maken): 

• Supplément page 51: exercice G
• Er zijn ook extra online opdrachten op Classroom.

• D'accord > Chapitre 4 > 4.3 > 2 + 3 + 4 + 5