Soms ontmoet je een verzorgende
die het helemaal heeft. Die haar
vak verstaat en tegelijkertijd mensen laat voelen dat ze er toe doen.
Zo liep ik laatst mee met Trynke.
Ze leek er eerst wat ongemakkelijk
mee, toen ik bij haar aanhaakte in
het ‘rookhol’. Zo’n pauzegesprek
wordt toch verstoord als er een
‘meeloper’ bij komt zitten. Maar
goed, we gingen op pad om een
aantal cliënten te helpen. En we
waren nog niet bij de eerste bewoner binnen of alle ongemak verdween op slag.
Mevrouw van Vliet lag nog op
bed, maar was al wel wakker.
Trynke ging op de rand van het
bed zitten en pakte haar hand. Ze
streelde die en vroeg hoe het was
met mevrouw van Vliet. Niet te
best, vertelde mevrouw, ze voelde
zich ellendig. Ze moest steeds denken aan haar zuster die de week tevoren was overleden. Trynke vroeg
haar of ze wel een kopje koffie op
bed wilde. Mevrouw wilde dat
graag en even later nipte ze aan
haar koffie. Trynke deed intussen
de gordijnen open en je zag mevrouw langzaam ontdooien en
naar de dag toegroeien. Al luisterend en pratend hielp Trynke
mevrouw verder bij haar ochtend -
toilet en tegen de tijd dat ze in de
kleren was, kwam de vrijwilligster
die mevrouw goed kent en die wist
van de gebeurtenissen van de vorige week. De dames gingen
samen aan de koffie en wij gingen
verder.
Mevrouw Oostveen lag ook op
bed, klein, wit en heel ver weg. Bij
haar maakte Trynke eerst even
oogcontact. Mevrouw reageerde
verheugd toen ze Trynke herkende. Trynke vroeg of ze wat
water wilde. Mevrouw knikte
bijna onzichtbaar. Behoedzaam
gaf Trynke haar wat slokjes en je
kon zien dat het haar goed deed.
Guus, de stagiair, kwam binnen.
‘Zal ik even helpen?’, vroeg hij.
En samen wasten ze mevrouw op
bed, rustig, in contact met haar.
Mevrouw Oostveen kon bijna niet
meer spreken, maar je zag aan haar
dat ze dit aankon.
Zo ging het verder; we kwamen bij
verschillende mensen over de
vloer. Een Engelstalige mevrouw
waar Trynke hartelijk mee lachte
om haar eigen gebrekkige Engels.
Een mevrouw wier man de dag tevoren was overleden en die nu veel
familie bij zich had. Een mevrouw
die geholpen moest worden met
insuline spuiten, wat een collega
van Trynke ging doen om haar
BIG-registratie te behalen. Trynke
moest dat beoordelen en aftekenen. En steeds viel op dat ze consequent contact zocht met de bewoner in kwestie en dat dat contact
ook steeds tot stand kwam voor ze
aan de slag ging met de bewoner.
Dat doet goed, dat zie je. En dat is
waar zorg uiteindelijk om begonnen is: dat het de ander goed doet.
Waar zat ’m dat nou in? Trynke
wist het niet, maar ze merkte wel
vaker, dat ze gemakkelijk goed
contact met mensen kan maken en
dat daar mooie dingen uit ontstaan.