BVVJ 4.3 Bloedsomloop

4.2 De bloedsomloop
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.2 De bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag

Terugblik
Leedoelen bloedsomloop
Theorie BK 4.3/ KGT 4.2
Aan de slag
Afsluiten


Slide 2 - Slide

Terugblik!

Slide 3 - Slide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 4 - Quiz

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 5 - Quiz

nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 6 - Drag question

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 7 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 8 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 9 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 10 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
Met vaste vorm wordt iets wat altijd dezelfde vorm heeft bedoeld. Iets wat geen vaste vorm heeft kan zijn vorm dus veranderen
(Klik op het rode vraagtekentje voor extra uitleg)
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 11 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 12 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen

  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • 4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop (dubbele bloedsomloop) onderscheiden met hun functies.

Slide 14 - Slide

Bloedvatenstelsel
Bestaat uit:
  • hart
  • bloedvaten
De weg die het bloed aflegt in het lichaam noemen we bloedsomloop

Slide 15 - Slide

Rode en blauwe bloedvaten
In tekeningen van bloedvaten zie je meestal rode en blauwe bloedvaten, zoals in de afbeelding. Rood betekent dat het bloed in de bloedvaten veel zuurstof bevat. Blauw betekent dat het bloed weinig zuurstof bevat. In werkelijkheid is al je bloed rood. Zuurstofrijk bloed is helderrood en zuurstofarm bloed is donkerrood.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Bloedsomloop gaat door ons hele lichaam. Brengt zuurstof en voedingsstoffen. Haalt CO2 en andere afvalstoffen op.

Slide 18 - Slide

Bloedvaten
3 type bloedvaten
Slagaders: Stromen van het hart af
Aders: Stromen naar het hart toe
Haarvaten: bloedvaten met de aller dunste wand (één laag cellen). 
1 = hart
2 = haarvat
3 = slagader
4 = ader

Slide 19 - Slide



Van het hart af
Dikke, gespierde wand.
elastisch
Hoge bloeddruk (hartslag te voelen)
diep in het lichaam
stuwing door het hart
MEESTAL zuurstofrijk


Naar het hart toe
Dunne wand
minder elastisch
Lage bloeddruk (hartslag niet te voelen)
aan de oppervlakte
bevatten kleppen
MEESTAL zuurstofarm
 

Aders
Slagaders

Slide 20 - Slide

 Haarvaten
Slagader vertakt zich ontzettend veel. 

Totdat er een netwerk ontstaat van zeer kleine bloedvaatjes.
 
De allerkleinste zijn geen slagaders, en ook geen aders, het zijn haarvaten

Slide 21 - Slide

dunste wand
dikste wand

Slide 22 - Slide

 Haarvaten
In de haarvaten:
 zuurstof en voedingstoffen naar de cellen 

koolstofdioxide en afvalstoffen naar het bloed in komt. 

één cellaag dik

Slide 23 - Slide

Namen van bloedvaten
Slagaders: krijgen de naam van het orgaan waar ze naar toe stromen. bv. nierslagader. Over het algemeen rood getekend. 
Aders: krijgen de naam van het orgaan waar ze vanaf stromen. bv. nierader. Over het algemeen blauw getekend. 
LET OP: ER ZIJN UITZONDERINGEN!!!
--------------------aorta

Slide 24 - Slide

KGT: poortader
Poortader:  Vervoert bloed van de darmwand naar de lever. Het bloed in de poortader bevat weinig zuurstof, want de zuurstof is in de darmwand gebruikt voor de verbranding. Na een maaltijd bevat het bloed in de poortader veel voedingsstoffen. Die zijn via de darmwand in het bloed opgenomen. De poortader vervoert de voedingsstoffen naar de lever.
Dus de lever heeft twee bloedvaten die bloed aanvoeren: de leverslagader en de lever poortader. 

Slide 25 - Slide

Uitzondering 2
De bloedvaten van en naar het hart hebben andere namen: onderste holle ader, bovenste holle ader en aorta.

Aorta: grootste slagader van het lichaam. 
Komt direct uit het hart. 
Alle andere slagaders vertakken uit de aorta. 
 

Slide 26 - Slide

Holle aders

Verzamelen al het zuurstofarme bloed uit de organen:
de bovenste holle ader uit hoofd en armen
 de onderste organen uit buik en benen 

stroomt terug het hart in. 
Bovenste holle ader
Onderste holle ader
Aorta

Slide 27 - Slide

Dubbele bloedsomloop
  • bloed gaat 2x door het hart
  • rechterkant is zuurstofarm
  • linkerkant is zuurstofrijk

Slide 28 - Slide

Kleine Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop gaat van hart naar de longen, en van de longen weer naar het hart. Het bloed brengt CO2 weg en haalt zuurstof op

Slide 29 - Slide

Grote bloedsomloop
Grote bloedsomloop gaat van het linker helft van het hart naar alle organen van het lichaam om zuurstof weg te brengen en CO2 op te halen. Vanuit de organen stroomt het weer naar de rechterhelft van het hart.

Slide 30 - Slide

jullie zien de bolletjes van paars (zonder zuurstof) naar rood (met zuurstof) veranderen.
Longen
hart
 Rest  lichaam
linker hart
rechter hart
In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingstoffen afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door de cellen afgegeven aan het bloed. 
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Daarom noem je de bloedsomloop bij mensen een dubbele bloedsomloop.

Slide 31 - Slide

Slagaders
  • dikke, elastische wand
  • bloed stroomt van het hart weg
  • bloeddruk is hoog (druk van het bloed op de wanden van de bloedvaten).
  • liggen diep in het lichaam
  • meestal zuurstofrijk bloed  (behalve longslagader!)

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video

Haarvaten
Gezamenlijke lengte van de haarvaten van één persoon is 80.000 km (2 x de aarde rond). 
Slagaders en aders 'slechts' 250 km. (Nijmegen-Luxemburg). 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Aders
  • Haarvaten komen weer samen in de Aders. 
  • bloed stroomt van organen naar het hart toe
  • Wand dun en minder elastisch
  • bloeddruk laag
  • geen hartslag te voelen
  • op veel plaatsen kleppen
  • meestal zuurstofarm  (behalve longader!)

Slide 36 - Slide

Kleppen
Het hart zuigt het bloed uit de aders terug. Veel aders bevatten kleppen, vooral de aders in armen en benen. Deze kleppen laten het bloed maar in één richting door (zie afbeelding). Zo helpen de kleppen mee om het bloed terug te voeren naar het hart. Ze voorkomen dat het bloed door de zwaartekracht terugstroomt naar de organen.

Slide 37 - Slide

0

Slide 38 - Video

Aan de slag
Maken en nakijken/ verbeteren de bloedsomloop

Slide 39 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • 4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop (dubbele bloedsomloop) onderscheiden met hun functies.

Slide 40 - Slide

Zin in een quizje???

Slide 41 - Slide

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 43 - Quiz

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 44 - Quiz

Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 45 - Quiz


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 46 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk? Waar heb je meer uitleg bij nodig?

Slide 47 - Open question

Wat vond je van deze les? Wat zou je anders willen? Wat moet zo blijven?

Slide 48 - Open question

Afsluiten
Hoe ging de les?
Maken de bloedsomloop
Volgende keer: het hart

Slide 49 - Slide