E indexcijfers herhaling

introles op domein E
indexcijfers, inflatie en koopkracht
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

introles op domein E
indexcijfers, inflatie en koopkracht

Slide 1 - Slide

indexcijfers
indexcijfer = een verhoudingsgetal met als basisjaar 100

Een reeks getallen worden in dezelfde verhouding gezet maar dan met het getal 100. 

Slide 2 - Slide

indexcijfers
Stel: 
jouw zakgeld per maand                     indexcijfer
jaar 1= €25 per maand                          100
jaar 2 = € 27,50 per maand                   ?

Je kan nu met kruislings-vermenigvuldigen uitrekenen wat het indexcijfer van jaar 2 is: 27,50*100/25 = 110

Slide 3 - Slide

indexcijfers
100 en 110 staan in dezelfde verhouding als
25 en 27,50

Dus indexcijfers kan je uitrekenen met kruislings vermenigvuldigen. 
Als je dit niet kan zoek dan op op internet hoe dat gaat. 


Slide 4 - Slide

Bereken de indexcijfers
van jaar 2012 t/m 2016.
Het basisjaar is 2013.
A
97 - 100 - 99 - 101 - 105
B
103 - 100- 102 - 105 - 106
C
97% - 100% - 99% - 101% - 105%
D
(-3%) - (0%) - (-1%) - (+1%) - (+5%)

Slide 5 - Quiz

indexcijfers
Soms kan het basisjaar te oud zijn. Bijv bij een reeks getallen waarvan het basisjaar in 1980 ligt. Dat is dan zo oud, dat we het basisjaar verleggen naar afgelopen jaar. Je kan dan met dezelfde getallen een nieuwe reeks berekenen. 
Bijv de volgende dia. 

Slide 6 - Slide

Bereken de indexcijfers
van jaar 2012 t/m 2016.
Het basisjaar is 2015.
A
95 - 99 - 98 - 100 - 103
B
96 - 99 - 97 - 100 - 103
C
96- 99 - 98 - 100 - 103
D
96% - 99% - 98% - 100% - 103%

Slide 7 - Quiz

De kaartverkoop van een voetbalvereniging staat hiernaast in indexcijfers vermeld.
Bereken de verkochte kaarten in april.
A
4500
B
8700
C
6235
D
10.070

Slide 8 - Quiz

procentuele verandering
Een procentuele verandering wordt uitgerekend met:
nieuw-oud/oud*100%

Let altijd goed op wat oud en wat nieuw is!!

Slide 9 - Slide

De kaartverkoop van een voetbalvereniging staat hiernaast in indexcijfers vermeld.
Bereken de procentuele toename van januari naar april.
A
45%
B
54%
C
59,3%
D
49,7%

Slide 10 - Quiz

Waarvoor worden Indexcijfers gebruikt?
A
Om te zien hoeveel een aandeel nu waard is.
B
Hoeveel % winst een bedrijf in een maand gemaakt heeft.
C
Verandering in een reeks getallen makkelijk te zien.

Slide 11 - Quiz

inflatie
Inflatie = stijging van het algemeen prijspeil

oftewel
De prijzen worden hoger.

Dit vinden we natuurlijk niet altijd leuk. 
Maar voor wie is inflatie wel en voor wie is inflatie niet gunstig?

Slide 12 - Slide

Is er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 13 - Quiz

Het stijgen van de prijzen heet..
A
koopkracht
B
inflatie
C
rente

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving van het begrip inflatie?
A
Een stijging van het algemeen prijspeil
B
Een daling van de prijzen in Nederland
C
Een stijging van de prijzen in de EU.
D
Een stijging van de indexcijfers.

Slide 15 - Quiz

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 16 - Quiz

Is inflatie gunstig of ongunstig voor spaarders?
A
Gunstig
B
Ongunstig

Slide 17 - Quiz

Wat komt beter uit voor schuldenaars (degenen die hebben geleend)?
A
Een lage inflatie
B
Een hoge inflatie
C
Maakt niet uit

Slide 18 - Quiz