Kijk op taal - letterlijk en figuurlijk (1)

Neem plaats en pak je spullen
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Neem plaats en pak je spullen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De lesweek
Dinsdag 29 oktober: Werken uit het boek

Woensdag 30 oktober: Werken met het boek

Donderdag 31 oktober: Presenteren

Vrijdag 1 november: Creatieve afsluiting

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie de figuurlijke betekenis van een woord/zin opzoeken in het woordenboek.

Aan het einde van de week kunnen jullie figuurlijk taalgebruik herkennen.

Aan het einde van de week weten jullie het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Theorie (1)
Een zin heeft soms twee betekenissen: letterlijk en figuurlijk.

Zij is niet op haar achterhoofd gevallen.

Letterlijk: Zij is gevallen, maar niet op haar achterhoofd
Figuurlijk: Zij is behoorlijk slim / Zij is niet dom.

Slide 7 - Slide

Theorie (2)
Als je de betekenis wilt opzoeken in het woordenboek, dan kijk je naar het eerste woord waar je de, het of een voor kunt zetten.

Dat noem je een zelfstandig naamwoord.

Zoek dat woord op en dan vind je vaak de betekenis van het woord / de zin.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Doen!
Maak opdracht 2, 4 en 5 uit het boek (blz. 26 en 27)

Opdracht 3 NIET!

Klaar? Nakijken
Daarna -> extra opdracht

Slide 11 - Slide

Vraag 1
Het wordt tijd dat iemand hem uit de droom helpt. Hij denkt nog steeds dat hij de beste speler van het veld is.

Slide 12 - Slide

Vraag 2
Koen is gisteren van de sokken gereden door een automobilist.

Slide 13 - Slide

Vraag 3
Ze neuriede de hele dag het liedje dat ze 's ochtends op de radio had gehoord.

Slide 14 - Slide

Vraag 4
Het gaat bij hem het ene oor in en het andere weer uit.

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie de figuurlijke betekenis van een woord/zin opzoeken in het woordenboek.

Aan het einde van de week kunnen jullie figuurlijk taalgebruik herkennen.

Aan het einde van de week weten jullie het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 16 - Slide

De lesweek
Dinsdag 29 oktober: Werken uit het boek

Woensdag 30 oktober: Werken met het boek

Donderdag 31 oktober: Presenteren

Vrijdag 1 november: Creatieve afsluiting

Slide 17 - Slide