Havo 4 - Ik hou van leesvaardigheid

Ik hou van leesvaardigheid
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik hou van leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Vandaag gaan we kijken hoe de stof van de afgelopen periode bij jullie is blijven hangen. Door middel van een quiz gaan we bekijken of je genoeg kennis hebt opgestoken en of je voldoende bent voorbereid op de toets in de toetsweek. 

Slide 2 - Slide

De eerste ronde...

Slide 3 - Slide

Een betogend stuk
bestaat vooral uit...
A
Visies
B
Feiten
C
Argumenten
D
Oplossingen

Slide 4 - Quiz

Om de hoofdgedachte van een tekst te bepalen, kun je het beste ..... raadplegen.
A
Titel en inleiding
B
Slot en kern
C
Titel, inleiding en slot
D
Titel, bron en slot

Slide 5 - Quiz

Het tekstdoel van een
beschouwing is...
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Informeren
D
Tot nadenken stemmen

Slide 6 - Quiz

Welk verband geeft het
signaalwoord 'daardoor' aan?
A
Oorzakelijk verband
B
Redengevend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 7 - Quiz

Welk verband geeft het
signaalwoord 'echter' aan?
A
Toelichtend tekstverband
B
Tegenstellend tekstverband.
C
Voorwaardelijk tekstverband
D
Concluderend tekstverband

Slide 8 - Quiz

Welk verband geeft het
signaalwoord 'indien' aan?
A
Chronologisch tekstverband
B
Voorwaardelijk tekstverband
C
Opsommend tekstverband
D
Toegevend tekstverband

Slide 9 - Quiz

Als voor- en nadelen van een verschijnsel in een tekst worden besproken, dan is het een...
A
Betoog
B
Uiteenzetting
C
Beschouwing
D
Krantenartikel

Slide 10 - Quiz

Welk verband geeft het signaalwoord 'kortom' aan?
A
Samenvattend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Concluderend tekstverband
D
Vergelijkend tekstverband

Slide 11 - Quiz

Ronde 3
Argumentatiestructuren
Welke argumentatiestructuur past 
bij de volgende argumentaties?

Slide 12 - Slide

"Ik vind de nieuwe James Bondfilm geweldig. Het verhaal zit goed in elkaar en de acteurs spelen allemaal heel geloofwaardig."
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

"Mijn nieuwe vriendje kan goed dansen. Daarom wil ik het zelf ook goed leren. Dus ga ik binnenkort op dansles."
A
B
C
D

Slide 14 - Quiz

"Yvonne is het ideale kappersmodel, want ze kan goed stilzitten. Ook haar haar is zeer geschikt, want het is erg gewillig."
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Ronde 4
Functiewoorden
Bij welk functiewoord passen de volgende omschrijvingen? 

Slide 16 - Slide

Hoe ging het?
Vond je dit lastig?
Lees dan de lijst met functiewoorden
nog even goed door in de bundel tekstbegrip!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Ronde 5 
Drogredenen
Van welke drogreden is sprake in de volgende zinnen?

Slide 19 - Slide

"Ik heb helemaal geen zin om me daarvoor te verantwoorden. Leg mij maar eens uit waarom ik niet naar dat feestje zou mogen."
A
Vertekenen van het standpunt
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Persoonlijke aanval
D
Cirkelredenering

Slide 20 - Quiz

"Wat weet een dronkelap als jij
nou van de relativiteitstheorie?"
A
Persoonlijke aanval
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Onjuiste vergelijking
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 21 - Quiz

"Natuurlijk heb ik die Rolex niet gestolen. Ik ben toch geen dief?!
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Onjuiste vergelijking
C
Cirkelredenering
D
Bespelen van het publiek

Slide 22 - Quiz

"Wie zwijgt, stemt toe..."
A
Vertekenen van het standpunt
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Overhaaste generalisatie
D
Verkeerde vergelijking

Slide 23 - Quiz

"Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de rekenresultaten achteruit gegaan."
A
Verkeerde vergelijking
B
Vertekenen van het standpunt
C
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 24 - Quiz

"Ik vind dat we strengere grenscontroles moeten krijgen. Andere landen doen dat toch ook?"
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Verkeerde vergelijking
C
Overhaaste generalisatie
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 25 - Quiz

"Wie niet ziet dat de herinneringskunst van een vader die zijn verongelukte zoon herdenkt tegelijk ook scheppingskunst is en dat Tonio een intiem verhaal is dat een openbaar verhaal wordt omdat de vader een groot schrijver is diezou je met alle 633 pagina’s om de oren willen slaan."
A
Bespelen van het publiek
B
Persoonlijke aanval
C
Ontduiken van de bewijslast
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 26 - Quiz

"Wat is erger, (vraagt Ten Broeke retorisch): iemand die dik is en ongelukkig, of iemand die na jarenlang diëten net zo dik is en nog ongelukkiger?"
A
Overdrijven van de nadelen
B
Vals dilemma
C
Persoonlijke aanval
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 27 - Quiz

"De omzet van het boekenvak kan meer dan verdubbelen. Je bereikt voor hetzelfde geld
een veelvoud aan lezers en zal er alleen maar meer gelezen worden in plaats van minder."
A
Overdrijven van de voordelen
B
Vals dilemma
C
Onjuiste vergelijking
D
Vertekenen van het standpunt

Slide 28 - Quiz

"Ga je vanavond niet mee naar dat feestje? Dus jij gaat je in je eentje zitten vervelen op de bank!"
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Persoonlijke aanval
C
Overhaaste generalisatie
D
Vertekenen van standpunt

Slide 29 - Quiz

Hoe ging het?
Vond je dit lastig?
Lees dan de theorie bij het onderwerp drogredenen
nog even goed door in de bundel tekstbegrip!

Slide 30 - Slide

signaalwoorden, functiewoorden en tekststructuren

Slide 31 - Slide

Waarom tekststructuren?
  • Tekststructuur is de opbouw van een tekst.
  • Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur.
  • Je begrijpt de tekst er beter door.
  • Boek: zeven tekststructuren.

Slide 32 - Slide

Signaalwoorden: eerst, daarna en later horen bij:
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Chronologisch verband

Slide 33 - Quiz

Signaalwoorden voor een tegenstelling:
A
ook
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 34 - Quiz

Welk verband zie je NIET in de afbeelding?
A
redengevend
B
voorwaardelijk
C
vergelijkend
D
opsommend

Slide 35 - Quiz

Welk verband geeft het signaalwoord 'om..te' aan?
A
concluderend
B
redengevend
C
tegenstellend
D
doel-middel

Slide 36 - Quiz

chronologisch
concluderend
vroeger
terwijl
derhalve
inmiddels
dus

Slide 37 - Drag question