GPL - 9 maart

GPL Natuurkunde
1. Berg je telefoon op in je tas
2. Pak je spullen


  • Schrift
  • Pen/potlood
  • Rekenmachine
  • Telefoon/device
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

GPL Natuurkunde
1. Berg je telefoon op in je tas
2. Pak je spullen


  • Schrift
  • Pen/potlood
  • Rekenmachine
  • Telefoon/device

Slide 1 - Slide

4.1 Krachten en soorten beweging

Slide 2 - Slide

Snelheid

Afstand
Tijd

v
s

t

Slide 3 - Drag question

Ali fietst in 45 minuten een afstand van 13 km naar school.

Bereken zijn snelheid in meter per seconde.

Slide 4 - Open question

Bert rijdt met de auto in 10 minuten 3750 m

Bereken zijn snelheid in meter per seconde.

Slide 5 - Open question

Celine wandelt met een snelheid van 2,5 m/s een afstand van 2,1 km.

Bereken hoeveel seconde ze aan het wandelen is.

Slide 6 - Open question

Demi rent de marathon (42,195 km) met een gemiddelde snelheid van 8 km/uur.

Bereken hoe lang ze erover doet om de marathon te lopen.

Slide 7 - Open question

Op wie is de resultante kracht groter?
Een fietser die met constante snelheid naar school fietst.
Een eend die plots naar de fietser toe vliegt.

Slide 8 - Slide

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Een fietser die met constante snelheid naar school fietst.
B
Een eend die plots naar de fietser toe vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 9 - Quiz

Op wie is de resultante kracht groter?
Iemand die net uit een vliegtuig is gesprongen.
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.

Slide 10 - Slide

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Iemand die net uit een vliegtuig is gesprongen.
B
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 11 - Quiz

Op wie is de resultante kracht groter?
Een doos die stilstaat op de grond.
Een voetbal die met constante snelheid naar een doel vliegt.

Slide 12 - Slide

Op wie is de resultante kracht groter?
A
Een doos die stilstaat op de grond.
B
Een straaljager die met constante snelheid vliegt.
C
De resultante kracht is op beide even groot.

Slide 13 - Quiz

4.2 Arbeid

Slide 14 - Slide

De eenheid van arbeid is
A
N
B
J
C
Nm
D
kg

Slide 15 - Quiz

De negatieve arbeid op een auto zorgt ervoor dat:
A
De auto sneller gaat
B
De auto achteruit beweegt
C
De auto remt
D
Dat kun je niet weten

Slide 16 - Quiz

Je levert tijdens een fietstocht van 1,9 km een gemiddelde spierkracht van 18 N.

Bereken hoeveel arbeid je tijdens de tocht levert.

Slide 17 - Open question

Je tilt een zware tas boodschappen (16 kg) met de trap 5 meter naar boven.

Bereken hoeveel arbeid je hiervoor moet leveren.

Slide 18 - Open question

Je tilt een zware tas boodschappen (16 kg) 5 meter van de voordeur naar de keuken.

Leg uit hoeveel arbeid je hiervoor moet leveren.

Slide 19 - Open question

Een biljarter met zijn keu met een kracht van 30 N tegen een biljartbal. De bal heeft hierna 4,0 J aan beweging energie.

Bereken afstand waarover de biljarter tegen de bal aan heeft gestoten.

Slide 20 - Open question

Een sleepboot trek met een kracht van 30 kN een sleepboot 0,2 km door de haven.

Bereken hoeveel arbeid de sleepboot levert.

Slide 21 - Open question

Tijdens een parachutesprong van 3,2 km hoogte werkt er een gemiddelde luchtweerstandkracht van 210 N op een parachutist.

Bereken hoeveel arbeid de luchtweerstand levert.

Slide 22 - Open question