H4 - Paragraaf 3.3 - Transport door celmembranen

Paragraaf 3.3 - Transport door celmembranen
(Snap je, want het is een cel wand...)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.3 - Transport door celmembranen
(Snap je, want het is een cel wand...)

Slide 1 - Slide

Doelen Paragraaf 3.3
Deze paragraaf is belangrijk voor jullie PO. Let dus goed op!

Aan het eind van deze paragraaf:
- Weet je hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan
- Kan je met behulp van diffusie en osmose verklaren welke richting opgeloste deeltjes / water heen bewegen bij een concentratieverschil.

Slide 2 - Slide

Herhaling: Dieren- en plantencellen
Wat zijn de verschillen tussen dieren- en plantencellen ook alweer?








De celmembraan (en celwand) is vandaag het onderwerp.

Slide 3 - Slide

Herhaling: Dieren- en plantencellen
Wat zijn de verschillen tussen dieren- en plantencellen ook alweer?








De celmembraan (en celwand) is vandaag het onderwerp.

Slide 4 - Slide

Welke van deze nummers geeft het celmembraan aan van de plantencel?
A
Nummer 2
B
Nummer 4
C
Nummer 5
D
Nummer 6

Slide 5 - Quiz

Het celmembraan
- Dubbele laag fosfolipiden (hydrofiele kop + hydrofobe staart)
- Voor stoffen die niet vetachtig zijn: transporteiwitten.
 ->
Elke stof eigen kanaal. Transport via kanaal = gefaciliteerd transport.
   ->
Water heeft ook een eigen kanaal - 'waterkanaaltjes'

Slide 6 - Slide

Passief en actief transport
Passief transport
- Met concentratieverval mee (van hoog -> laag)
- Kost geen energie.
Bij passief transport van deeltjes spreek je van diffusie.

Actief transport
- Tegen concentratieverval in (van laag -> hoog)
- Kost wel energie (ATP).

Slide 7 - Slide

Aan welke kant van het celmembraan is dus de hoogste concentratie opgeloste stoffen?

Slide 8 - Slide

Diffusie is een vorm van actief transport, aangezien deeltjes heen en weer bewegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort membranen zijn er?
Permeabel
Semi-permeabel
Alles doorlaatbaar: 
Zowel water als opgeloste deeltjes. 
Alleen water doorlaatbaar:
Deeltjes gaan niet door het membraan
Deeltje (glucose)

Slide 10 - Slide

Wat is het verschil tussen celwand en celmembraan?
Celwand is net een koffiefilter
Het laat water en opgeloste deeltjes door en houdt grote deeltjes tegen. 
Celmembraan is selectief permeabel:   Eiwitkanalen kunnen open of dicht.
--> Permeabel!

Slide 11 - Slide

Permeabel membraan
Deeltjes bewegen van een hoge naar een lage concentratie/osmotische waarde.
3%
9%
3%
9%
6%
6%
Belangrijk begrip: Osmotische waarde
Lage osmotische waarde = lage concentratie opgeloste stoffen
Diffusie

Slide 12 - Slide

Semi-permeabel membraan
Hoe beweegt water, zodat er dezelfde concentratie aan beide kanten zit?
Uiteindelijk komt er dezelfde concentratie stoffen aan beide kanten.
Hoe? Water kan zich ook verplaatsen. Ook wel osmose genoemd. 
Alleen water verplaatst!

Slide 13 - Slide

In een bak zit een semi-permeabel membraan.
In de ene helft is de osmotische waarde hoger dan de ander.

Naar welke richting beweegt het water zich om uiteindelijk in beide bakken dezelfde concentratie te krijgen?
A
van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
B
van een hoge osmotische waarde naar een lage osmotische waarde

Slide 14 - Quiz

Permeabel membraan
Water beweegt van een lage naar een hoge concentratie/osmotische waarde. 
3%
9%
3%
9%
6%
6%
Osmose

Slide 15 - Slide

Hoe spreken we over hogere/lagere concentraties?
Hypotonisch:
De oplossing heeft een lagere concentratie stoffen dan de andere oplossing. 
Als je twee oplossingen vergelijkt:
Isotonisch:
De oplossing heeft dezelfde concentratie stoffen dan de andere oplossing. 
Hypertonisch:
De oplossing heeft een hogere concentratie stoffen dan de andere oplossing. 

Slide 16 - Slide

Een plantencel in een oplossing
Wij spreken dan van:
Plasmolyse
Grensplasmolyse
Turgor

Slide 17 - Slide


Welke van deze drie lag in een hypotonische oplossing?
A
De linkercel
B
De middelste cel
C
De rechtercel

Slide 18 - Quiz

Endocytose (endo = binnen)
Opnemen van grote partikels of deeltjes die het membraan zelf niet kunnen
passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen) na binding aan een receptor.

Als de cel hetgene in het blaasje gaat verteren, spreek je van een voedselvacuole. 
Deze smelt samen met een lysosoom - een blaasje met verteringsenzymen. 
Blaasjes

Slide 19 - Slide

Exocytose (exo = buiten)
Afgeven van deeltjes, waarbij het transportblaasje versmelt met het celmembraan.

Dit kunnen dus ook de verteerde resten zijn die bij de endocytose binnen zijn gekomen. 
Blaasjes

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Volgende week:
We gaan de hele week met practica bezig!

- Op dinsdag hebben we een PO met aardappelstaafjes. Zorg ervoor dat deze goed voorbereid is (bekijk Magister berichten!)
- Op vrijdag hebben we een PO met cellen van een rode ui onder de microscoop. Lees hiervoor de tekenregels nog een keer door.

Slide 21 - Slide

1

Slide 22 - Video

03:47
Let hier op:
Fagocytose is een vorm van endocytose (term in het boek!)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video