What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
Planning
- Lesdoelen
- Huiswerk bespreken (stencil + 4)
- Uitleg
- Opdracht: staan of zitten?
- Opdracht (oefenen voor SO)
- Afsluiten
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
17 slides
, with
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Planning
- Lesdoelen
- Huiswerk bespreken (stencil + 4)
- Uitleg
- Opdracht: staan of zitten?
- Opdracht (oefenen voor SO)
- Afsluiten
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Jullie kunnen:
- Uitleggen wat een aanwijzend voornaamwoord is;
- Uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord is
- Het verschil tussen een aanwijzend voornaamwoord en een betrekkelijk voornaamwoord uitleggen.
Slide 2 - Slide
Uitleg
- Aanwijzend voornaamwoord
- Betrekkelijk voornaamwoord
- Verschil
Slide 3 - Slide
Staan of zitten?!
Betrekkelijk voornaamwoord:
staan
Aanwijzend voornaamwoord:
zitten
Slide 4 - Slide
Dat
meisje gaat vanavond schaatsen op de ijsbaan in het midden van het marktplein.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 5 - Slide
Hij keek naar de jongen
die
een hele zak met pepernoten op at.
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 6 - Slide
Dit
huis is volledig in kerstsfeer.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 7 - Slide
Deze
kerstboom hebben mijn ouders zelf gekapt in het bos.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 8 - Slide
De leerlingen
die
allemaal Sinterklaas vieren op 5 december, krijgen een cadeau.
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 9 - Slide
Het kerstdiner
dat
afgelopen woensdag plaatsvond op school, was erg geslaagd.
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 10 - Slide
Deze
marsepeinvarkens heb ik zelf gemaakt.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 11 - Slide
Het boek
dat
gisteren arriveerde, was van Sinterklaas.
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 12 - Slide
Zo'n
beker chocolademelk met slagroom heb ik nog nooit gehad!
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 13 - Slide
Zulke
strooiwagens zie je niet vaak in de zomer.
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 14 - Slide
Opdracht
Benoem alle onderstreepte woorden!
1.
De
koekjes
die
ik
gisteren
heb
gekocht
,
zijn
nu al niet meer
lekker.
2.
Mijn
moeder
heeft
gisteren
op
de
markt
appels
gekocht.
3.
Die
fiets
heb
ik
aan
mijn
broer
gegeven.
Slide 15 - Slide
Huiswerk
Opdracht 8 en 10
Slide 16 - Slide
Lesdoelen behaald?
Slide 17 - Slide
More lessons like this
1L Herhaling voornaamwoorden 12 december
December 2022
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 61 en 62 Aanwijzend voornaamwoord en betrekkelijk voornaamwoord
June 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
35.2 aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
May 2022
- Lesson with
52 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 06 - Betrekkelijke voornaamwoorden
November 2021
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
TOETS Grammatica: taalkundig ontleden periode 3 HV1
April 2023
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1B week 15 les 2 P3 Grammatica: uitleg betrekkelijk voornaamwoord
April 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Voornaamwoorden: persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en betrekkelijk
June 2024
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
TOETS Grammatica: taalkundig ontleden periode 3 HV1
20 days ago
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1