H1 Elektriciteit samenvatting

Planning H1 Elektriciteit
H1 Elektriciteit
wk 49: H1.2 Elektriciteit
wk 50 H1.2 Elektromagneten + H1.3 Elektronische schakelingen
wk 51: H1.4 Samenvatting + Oefentoets H1
wk 2: Bespreken oefentoets + PTA H1 Elektriciteit

PTA: H1 donderdag 9 januari 2025



GT (H13, H15 en H16)
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning H1 Elektriciteit
H1 Elektriciteit
wk 49: H1.2 Elektriciteit
wk 50 H1.2 Elektromagneten + H1.3 Elektronische schakelingen
wk 51: H1.4 Samenvatting + Oefentoets H1
wk 2: Bespreken oefentoets + PTA H1 Elektriciteit

PTA: H1 donderdag 9 januari 2025



GT (H13, H15 en H16)

Slide 1 - Slide

Geleider en isolator
Wie weet het nog en wie kent voorbeelden?
  • Een geleider laat wel stroom door.
  • alle metalen en koolstof

  • Een isolator laat geen stroom door.
  • rubber, hout, plastic, lucht. 
Geleiders 

Slide 2 - Slide

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

  • De batterij heeft een spanning van 6 V                                                                       en een stroomsterkte van 2 A. Hoe groot                                                                         is het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 3 - Slide

Samen de oplossing vinden
Gegevens/Gevraagd
  • U = 6 V   ;   P = 1,2 W
  • I = ? A
Formule:
  • P = U x I
  • I = P : U
Uitwerking/antwoord:
  • I =1,2 : 6 = 0,2 A (200 mA)
  • Er gaat dus 0,2 Ampère door de lamp
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en heeft een vermogen van 1,2 W. Wat is de stroomsterkte door het lamje?

Slide 4 - Slide

Ampèremeter
Voltmeter

Slide 5 - Slide

Serie- en parallelschakeling:
Serieschakeling:
  • 1 stroomkring
  • 1 lampje uit > alles uit
  • Stroomsterkte is overal gelijk
  • Spanning wordt verdeeld
Parallelschakeling:
  • meerdere stroomkringen
  • 1 lampje uit > rest blijft aan
  • De totale stroomsterkte is de de stroom van alle sub-kringen bij elkaar opgeteld
  • De spanning is gelijk bij elke sub-kring

Slide 6 - Slide

Serieschakeling
Stroomsterkte:
  • Stroomsterkte overal gelijk
  • Itot = I1 = I2 = I3

spanning:
  • Spanning verdeeld zich
  • Utot = U1 + U2 + U3

Weerstand:
  • Totale weerstand (vervangingsweerstand) tel je bij elkaar op
  • Rv = R1 + R2 + R3
  • Bepaal altijd eerst Rv en daarna I  

Slide 7 - Slide

Parallelschakeling
Stroomsterkte:
  • stroomsterkte verdeelt zich over de stroomkringen
  • Itot = I1 + I2 + I3

spanning:
  • Spanning is gelijk per stroomkring
  • Utot = U1 = U2 = U3

Weerstand:
  • de vervangingsweerstand kun je niet zomaar bij elkaar optellen
  • 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ... 
  • Of bij 2 weerstanden: Rv = (R1 x R2) : (R1 + R2

Slide 8 - Slide

De meterkast

Slide 9 - Slide

Hoofdzekering en de
Energiemeter / kWh-meter
  • Bij de hoofdzekering/kabel komt de stroom binnen => ALLEEN installateur
  • De energiemeter => meet het energieverbruik (in kWh)
  • Aardlekschakelaar => lekkage stroom (I > 30 mA )=> alles uit!!!
  • Voor elke groep is er een aparte zekering.
  • Bij overbelasting / kortstuiting => schakelt automatisch de groep uit I > 16 Ampère 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Kortsluiting

Slide 12 - Slide

Overbelasting uitrekenen
De stroomsterkte door een apparaat is afhankelijk van de weerstand en het vermogen => Formule:  
  • U = I x R
  • P = U x I

Grootheid
Eenheid
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A
Weerstand
R
Ohm 
Ω
Vermogen
P
Watt
W

Slide 13 - Slide

Hoe bereken je overbelasting?
  • Je berekent de totale stroomsterkte op de groep
  • indien stroomsterkte bekend van alle apparaten => optellen
  • óf vermogen bekend => optellen en daarna "I" berekenen
  • Je vergelijkt de hoeveelheid ampère  de groep en de zekering met elkaar.
  • Max. stroomsterkte zekering  > dan I (totaal)  => GEEN overbelasting.
  • Max. stroomsterkte zekering < dan I (totaal)    => WEL overbelasting.

Slide 14 - Slide

 In een keuken worden de volgende apparaten tegelijkertijd gebruikt op één groep: De groep is beveiligd met een zekering van 16 A. 
Is er sprake van overbelasting?
Waterkoker: 230 V en 2000 W  -   Magnetron: 230 V en 800 W  -  Koelkast: 230 V en 300 W

1. Bereken de stroomsterkte ieder apparaat afzonderlijk en bereken daarna I (totaal)? 
  • P = U x I    =>    I = P : U
  • I1 = 2000 : 230 = 8,7 A  ; I2 = 3,5 A  ;  I3 = 1,3 A
  • Itotaal = 8,7 + 3,5 + 1,3 = 13,5 A
2. Of bereken Vermogen (totaal) en daarna I (totaal)
  • P (totaal) = 2000 + 800 + 300 = 3100 W
  • P = U x I  =>  I = P : U = 3100 : 230 = 13,5 A
3. Vergelijk de totale stroomsterkte met  de maximale stroomsterkte van de groep
4. Is er sprake van overbelasting en waarom wel of waarom niet!!!

Slide 15 - Slide

Type magneten

Permanente magneet => Is altijd magnetisch


Elektromagneet => Wordt magnetisch wanneer er stroom door de spoel loopt





Slide 16 - Slide

Een eenvoudige elektromagneet bestaat uit een spoel waar stroom doorheen gaat en een ijzeren kern

 De elektromagneet werkt als magneet zolang er stroom door de spoel gaat. Als er geen stroom door de spoel gaat, dan is er geen magneetveld. 

De kern zorgt voor een sterker magneetveld. Door de ijzeren kern gaat geen stroom.
Spoel
Weekijzeren kern

Slide 17 - Slide

De Luidspreker
Een luidspreker heeft een permanente magneet en een spoel die werkt als een elektromagneet

De stroom in de elektromagneet wisselt van sterkte en richting op de maat van de muziek. => permanente magneet wordt aantrokken of weggeduwd. 

De spoel zit vast aan de beweegbare conus. Die trilt mee met de spoel => geluid.

Slide 18 - Slide

Schakelen met een relais
Een relais is eigenlijk niets anders dan een (op afstand) elektrisch bediende schakelaar

Door een startmotor loopt een grote stroom. 
 Als deze grote stroom ook door de kabels in je 
dashboard loopt, smelten de kabels en er bestaat 
een kans dat je een grote schok kunt krijgen.
Hoe lossen we dit op?

We gebruiken een schakelaar die op afstand de startmotor kan bedienen en die grote stromen kan schakelen → relais. 


Slide 19 - Slide

Relais
  • Maakt gebruik van een elektromagneet.
  • Een elektromagneet is een koperen spoel die rond een weekijzeren kern zit.
  • Als er stroom door loopt, wekt dit een magnetisch veld op
  • Je hebt 2 stroomkringen nodig. 

Slide 20 - Slide

"Stukje herhaling vorige les
Raambeveiliging: Reedcontact + Relais
  • Reed contact: Elektrische schakelaar dat bediend wordt door een magneet.





  • Relais: bestaat uit: elektromagneet + stuk ijzer aan een veer
  1. Via een 'gewone' schakelaar wordt stroomkring 1 gesloten. Stroom gaat nu door de elektromagneet lopen.
  2.  Het ijzer wordt door de elektromagneet aangetrokken en sluit stroomkring 2, waarin het apparaat is opgenomen.

Slide 21 - Slide

De transformator
Transformeert (veranderd) de spanning 

De transformator kan de spanning veranderen (transformeren).
Hij kan de spanning omhoog brengen en omlaag brengen.
Een ideale transformator is een transformator zonder energie verlies => Pp = Ps

Slide 22 - Slide

Formule:

Formule voor een transformator





Kruislings vermenigvuldigen =>
  • Up x Ns = Us x Np
Dit kun je ermee:

De spanning of het aantal windingen uitrekenen.

Slide 23 - Slide

Rekenen transformator:
Hoeveel windingen heeft de secundaire kant?

Gegevens/Gevraagd:
  • Np = 300 windingen       Up = 9 V
  • Ns = ? windingen           Us = 1,5 V
Formule/  
  • Up x Ns = Us x Np
Uitwerking/Antwoord:
  • 9 x Ns = 1,5 x 300
  • 9 x Ns = 450
  • Ns = 450 : 9 = 50 windingen

Slide 24 - Slide

Automatische schakeling
Een schakeling die zelfstandig een taak voor je uitvoert noem je een automatische schakeling.

3 onderdelen hiervoor nodig:
- sensor (meet iets)
- schakelaar (verwerkt signaal)
-actuator (voert het uit)

Slide 25 - Slide

NTC
Negative Temp. Coëfficient





  • Reageert op temperatuur
  • Temperatuur omhoog =>
                         weerstand omlaag
LDR
Light dependent resistant





  • Reageert op licht
  • Meer Licht =>                                            weerstand omlaag

Slide 26 - Slide

De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
  1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
  2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2

Slide 27 - Slide

Kleurcodering: Binas 13 
Reken uit hoe groot bovenstaande weerstand is?
  • A: geel = 4
  • B: paars = 7
  • D: rood = 2
  • T: goud = 5%
  • R = 4700 Ω +/- 5%
  • R = 4700 Ω +/- 235 Ω

Slide 28 - Slide

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!

Led: 
  • is een diode die licht uitzendt
  • light emitting diode
  • Wordt vaak gebruikt als controlelampjes

Slide 29 - Slide

Condensator
Condensator                                                          Symbool
Schakelonderdeel waarin een kleine hoeveelheid elektrische energie kan worden opgeslagen.

Slide 30 - Slide

Een schakeling met condensator
Als je de schakelaar
sluit => laadt de condensator op. 

Als je daarna de schakelaar opent => lamp blijft even branden op de stroom van de condensator.

Slide 31 - Slide

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:
* Basis
* Collector
* Emitter

UIT: Geen stroom op Basis => geen stroom van Collector naar Emitter

AAN: Stroom op Basis => stroom gaat lopen van Collector naar Emitter

Slide 32 - Slide

Werking transistor
Drie aansluitpunten:
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Als er een kleine stroom van B naar E loopt, dan loopt er een grote stroom C naar E

Slide 33 - Slide

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter

Slide 34 - Slide

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 35 - Slide

Nu volgt een quiz
8 meerkeuze vragen (theorie)

Login in lessonup

Slide 36 - Slide

Wat is een NTC?
A
Is een soort diode
B
Slaat elektrische energie op
C
Reageert op temperatuur
D
Reageert op licht

Slide 37 - Quiz

Wat doet een diode?
A
Verdeelt de stroom
B
Laat stroom door één kant
C
Slaat energie op
D
Verhoogt de spanning

Slide 38 - Quiz

Wat is de functie van een relais?
A
Verhoogt de spanning
B
Laadt een condensator op
C
Meet de temperatuur
D
Schakelt grote stromen op afstand

Slide 39 - Quiz

Wat is nodig voor een relais?
A
Twee stroomkringen zijn vereist
B
Een enkele stroomkring
C
Een batterij en een zekering
D
Een diode en een condensator

Slide 40 - Quiz

Wat doet een aardlekschakelaar?
A
Detecteert lekkage stroom boven 30 mA
B
Meet de spanning
C
Verhoogt de stroomsterkte
D
Schakelt de hoofdzekering uit

Slide 41 - Quiz

Hoe bereken je de vervangingsweerstand van twee weerstanden bij een parallelschakeling?
A
Rv = R1 - R2
B
Rv = (R1 x R2) : (R1 + R2)
C
Rv = R1 x R2
D
Rv = R1 + R2

Slide 42 - Quiz

Een elektromagneet kun je aan- en uit zetten
A
waar
B
niet waar

Slide 43 - Quiz

De sterkte van een elektromagneet hangt af van:
1. het materiaal van de spoel
2. de sterkte van de stroom
3. het aantal windingen
4. het materiaal van de kern
A
1, 2, 3 en 4
B
1, 2 en 3
C
1, 3 en 4
D
2, 3 en 4

Slide 44 - Quiz

Nog vragen???
Morgen is het schoolexamen!!!

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide