2.1 Voegwoord, wederkerend en wederkerig voornaamwoord

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voegwoord herkennen
We gaan op skireis met school, maar er schijnt weinig sneeuw in te liggen in de bergen.

1. We gaan op skireis met school.
2. Er schijnt weinig sneeuw te liggen in de bergen.

Slide 2 - Slide

Voegwoord herkennen
Voor mijn werkstuk heb ik een onvoldoende gekregen, omdat ik me niet aan de opdracht heb gehouden.

1. Voor mijn werkstuk heb ik een onvoldoende gekregen.
2. Ik heb me niet aan de opdracht gehouden.

Slide 3 - Slide

Voegwoord herkennen
De accu van de auto was kapot, zodat mijn vader op de fiets naar zijn werk moest.

1. Welke twee zinnen staan hier?
2. Wat is het voegwoord?

Slide 4 - Slide

Voegwoord herkennen
Vanavond kan ik niet mee naar de bioscoop, want ik ben helaas ziek geworden.

1. Welke twee zinnen staan hier?
2. Wat is het voegwoord?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wederkerend voornaamwoord herkennen
Maak een zin met een wederkerend voornaamwoord met het werkwoord wassen.

Bijv: Ik was .... toch wel bijna elke dag.

> Kun je ook een zin maken waarin het werkwoord wassen voorkomt zonder wederkerend voornaamwoord?

Slide 8 - Slide

Wederkerend voornaamwoord herkennen
Maak een zin met een wederkerend voornaamwoord met het werkwoord vergissen.

> Kun je ook een zin maken waarin het werkwoord vergissen voorkomt zonder wederkerend voornaamwoord?

Doe hetzelfde met het werkwoord verplaatsen en vul dit ook in bij opdracht 17 op blz. 41.

Slide 9 - Slide

Huiswerk
Maak:
- opdracht 14d, 15, 16
- opdracht 17c, 18, 19
- opdracht 20, 21

Slide 10 - Slide