Week 5

Week 5, dat gaat snel ;)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Week 5, dat gaat snel ;)

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute? 
- Kurze Wiederholung 
- Kurze Erklärung von 'bijvoeglijk naamwoorden' + Übung
- Umlaut
- Arbeiten mit Taalbokken (online) 

Slide 2 - Slide

Kurze Wiederholung
Was haben wir schon gemacht ?
haben / sein / wohnen 
der / die / das / die
Zelfstandig naamwoorden 
hoofdletters 
vraagwoorden 
persoonlijk voornaamwoorden 

Slide 3 - Slide

Korte test hoe ver je bent! 

Slide 4 - Slide

Wat zijn volgens jou lidwoorden?
A
ich, du, er, sie, es
B
mir, dir, ihm, ihr, ihm
C
der, die, das

Slide 5 - Quiz

Der, die oder das?
... Mutter
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

Welke vorm van ein/kein is juist?

der Tisch
A
ein Tisch
B
eine Tisch

Slide 7 - Quiz

Übersetze: Wo

Wo wohnst du?
A
Wanneer
B
Hoe
C
Waar
D
Wat

Slide 8 - Quiz

Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van ein/kein is juist?

die Kinder (mv)
A
ein Kinder
B
eine Kinder
C
kein Kinder
D
keine Kinder

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het vraagwoord:
"Warum"
A
Waarom
B
Hoe
C
Wie
D
Waar

Slide 11 - Quiz

Es .... viele Vorteile.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 12 - Quiz

.... die Mädchen hübsch?
A
Bin
B
Bist
C
Ist
D
Sind

Slide 13 - Quiz

......ihr in der Hauptstadt?
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 14 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord: hij
A
sie
B
er
C
wie
D
es

Slide 15 - Quiz

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles
B
Ik snap het redelijk goed
C
Ik snap het een beetje
D
Ik snap het niet

Slide 16 - Quiz

Korte uitleg
Bijvoeglijk naamwoorden / Umlaut 

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden:
In de volgende dia zie je een Learnclick. 
Je gaat duo's maken. 

Dus: kort - lang 
kurz - lang 
Noteer de vertalingen, dit is toetsstof! 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Umlaut 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Noteren! 
Hoe krijg ik die “puntjes” (Umlaute ) en die ß op mijn computer?
Meestal werkt het volgende:
ä = SHIFT en ” tegelijk indrukken. Daarna loslaten en de a typen.
ö = SHIFT en ” tegelijk indrukken. Daarna loslaten en de o typen.
ü = SHIFT en ” tegelijk indrukken. Daarna loslaten en de u typen.
ß = rechter ALT-knop tegelijk met de letter s indrukken
Hoofdletter Ä/Ö/Ü = SHIFT en “ tegelijk indrukken. Daarna loslaten en dan SHIFT en de gewenste letter tegelijk indrukken.





Slide 22 - Slide

Arbeiten mit Taalbokken (online) 
Wat moet je af hebben na vandaag? 
Vorige weken: 
Vaardigheden: Hören, Gespräche, Sprechen + Vokabeltrainer
Grammatik:
Het zelfstandig naamwoord opg. 1-6 + Hoofdletter opg. 1-9

Deze week:
Taalblokken online: K1 Lesen, Vokabeltrainer Lesen
Grammatik:
Het bijvoegelijk naamwoord opg. 1 + De Umlaute opg. 1-3

Slide 23 - Slide

A2: 
Vorige weken: Vaardigheden: Hören, Gespräche, Sprechen 

Deze week: Lesen
Kapitel 6 

Slide 24 - Slide

De rest van de les: 
Je gaat hier hard mee aan de slag. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide