29 januari

Huiswerk voor vandaag
Vertaal 11A t/m zin 15.


Daarnaast: leer de woordjes en grammatica van 11A.

1 / 28
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Huiswerk voor vandaag
Vertaal 11A t/m zin 15.


Daarnaast: leer de woordjes en grammatica van 11A.

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
  • Modus, tijd en these.
  • Vragen tekst 11A?
  • Vertalen 11A

Slide 2 - Slide

Modi










Nee.... modi, geen mode...

Slide 3 - Slide

Modi
  • Het Latijnse werkwoord heeft naast een tijd ook een modus of wijze:
  • Infinitivus (onbepaalde wijs) 
  • Indicativus (aantonende wijs)
  • Imperativus (gebiedende wijs)
  • Conjunctivus (aanvoegende wijs) 
  • Participium (deelwoord)

Slide 4 - Slide

Modus: infinitivus
  • De infinitivus is het hele werkwoord
  • We noemen dit ook wel de onbepaalde wijs
  • Twee tijden: infinitivus praesens en infintivus perfectum

Slide 5 - Slide

Indicativus
  • Aantonende wijs
  • Geeft de handeling aan die gedaan wordt
  • Deze komt voor in hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 6 - Slide

Indicativus in de bijzin
  • Bijwoordelijke bijzin:
  • - reden voor iets wat in de hoofdzin wordt gezegd
  • - tijdstip: voor, tijdens of na de hoofdzin
  • cum + indicativus: toen, wanneer
  • ut  + indicativus: zodra, zoals

Slide 7 - Slide

Indicativus in de bijzin
  • Bijvoeglijke bijzin:
  • Verwijst naar één zelfstandig naamwoord in de hoofdzin
  • Indien ingeleid door qui: relatieve of betrekkelijke bijzin

Slide 8 - Slide

Imperativus
  • gebiedende wijs:
  • je geeft een opdracht of bevel
  • twee vormen: enkelvoud en meervoud

Slide 9 - Slide

Conjunctivus
  • De conjunctivus geeft meestal aan: 
  • aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen. 
  • De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.

Slide 10 - Slide

Conjunctivus in de bijzin
  • Conjunctivus + ut
  • doel (opdat) of gevolg (zodat)

  • Conjunctivus + cum
  • toen/nadat, omdat of hoewel. 

Slide 11 - Slide

Participium: PPP
  • Het participium perfectum passivum kan je het beste vergelijken met een voltooid deelwoord.
  • Het kan dus ook bijvoeglijk worden gebruikt (en gedraagt zich in het Latijn als een bijvoeglijk naamwoord). 

Slide 12 - Slide

Participium: PPP
  • Voorbeeld:
  • pulsare => pulsatus
  • Romanus pulsatus est.
  • De Romeinen zijn geslagen
  • Romani pulsati.
  • De geslagen Romeinen. 
  • Vorming van het ppp:
  • Zie bladzijde 150.

Slide 13 - Slide

Tijden en zo...
  • Hoe vertaal je nu de verschillende tijden?
  • We kijken nu alleen nar het heden en verleden
  • De toekomst komt later

Slide 14 - Slide

Het heden: praesens
  • Praesens: de handeling gebeurt hier en nu
  • De handeling is nog bezig op het moment van vertellen
  • Bijzonder: 
  • Praesens Historicum:
  • Een gebeurtenis in het verleden wordt verteld alsof hij nu plaatsvindt
  • Vaak werkt dit spanningsverhogend

Slide 15 - Slide

Het heden: praesens
  • Praesens: de handeling gebeurt hier en nu
  • De handeling is nog bezig op het moment van vertellen
  • Voorbeeld:
  • Marcus Helenam amat: Marcus houdt van Helena.

Slide 16 - Slide

Het verleden
  • Verleden: een handeling speelt zich af voor de huidige tijd
  • In principe zijn er drie vormen:
  • Imperfectum
  • Perfectum
  • Plusquamperfectum

Slide 17 - Slide

Imperfectum
  • De handeling speelt zich af in het verleden, maar is nog niet afgerond op het moment van vertellen.
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amabat: Marcus hield van Helena
  • (Hij houdt dus van haar op het moment van vertellen)

Slide 18 - Slide

Perfectum
  • De handeling is voltooid op het moment van vertellen.
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amavit: Marcus heeft van Helena gehouden 
  • (Hij houdt nu dus niet meer meer van haar)
  • Je mag ook vertalen: Marcus hield van haar

Slide 19 - Slide

Plusquamperfectum
  • De handeling is voltooid vóór een andere handeling die in het verleden plaatsvindt
  • Bijvoorbeeld:
  • Marcus Helenam amaverat: Marcus had van Helena gehouden.
  • (Dat "houden van" was dus al opgehouden, voordat een gebeurtenis in het verleden plaatsvond). 

Slide 20 - Slide

These
Is het onderwerp degene die het doet 
of
is het onderwerp degene die het ondergaat?

Slide 21 - Slide

Activum
Het onderwerp is de handelende persoon. 
De persoonsvorm is actief en geeft de actie aan die uitgevoerd wordt. 
Bijvoorbeeld: 
Obelix slaat de Romein. 

Slide 22 - Slide

Passivum
Het onderwerp ondergaat  lijdzaam de handeling. 
De persoonsvorm is passief.
De handelense persoon kan weergegeven worden door
a(b) + ablativus.
Voorbeeld: 
De Romeinen worden geslagen.

Slide 23 - Slide

PPP
Het participium perfectum passivum kan je het beste vergelijken met een voltooid deelwoord.
Het kan dus ook bijvoeglijk worden gebruikt (en gedraagt zich in het Latijn als een bijvoeglijk naamwoord).
Voorbeeld:
De Romeinen zijn geslagen
De geslagen Romeinen. 

Slide 24 - Slide

Vragen 11A?

Slide 25 - Open question

Aan het werk. 
  • Vertaal  11A af. 

Dit is ook huiswerk.
Daarnaast: leer de woordjes  en grammatica van 11A.

Slide 26 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 27 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 28 - Open question