This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Schrijf op je wisbordje het antwoord op de vraag
Leg uit hoe en waar de landbouw ontstond.
Slide 1 - Slide
planning
Elke les begin je gelijk met het beantwoorden van de vraag/vragen.
Uitleg paragraaf.
Vraag beantwoorden in lessonup.
Huiswerk maken en bespreken.
Afsluiten les.
Slide 2 - Slide
Leerdoel:
Ik kan uitleggen op welke manier in Egypte de staat was georganiseerd.
Slide 3 - Slide
Toren Van Babel (Babylon) Etamenaki=>hij die in de hemelen rijkt voor de God Marduk. 98 meter hoog.
Toren van Babel in Babylon=> Etemenanki, hij die in de hemel rijkt.
Slide 4 - Slide
de stad Babylon in mesopotamië
de grote Isjtarpoort van Babylon
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Verschillen tussen Europa en Nabije Oosten
Rond 3000 v. Chr. in Europa bijna geen jagen-verzamelen meer, maar landbouw. Hier bleven de mensen in kleine dorpen leven.
Nabije Oosten: Dorpen groeiden uit tot steden en stadstaten met koningen. Sommige steden gingen samenwerken om meer macht te krijgen.
Ziggurat in Ur Mesopotamië
Slide 7 - Slide
schrijf op je wisbordje het antwoord op de vraag
Leg uit welke gevolgen de irrigatielandbouw had voor de Egyptische samenleving
Slide 8 - Slide
planning
Elke les begin je gelijk met het beantwoorden van de vraag/vragen.
Uitleg paragraaf.
Vraag beantwoorden in lessonup.
Huiswerk maken en bespreken.
Afsluiten les.
Slide 9 - Slide
Leerdoel:
Ik kan uitleggen op welke manier in Egypte de staat was georganiseerd.
Slide 10 - Slide
Ambtenaren, schrijvers en de vizier
Taken vizier: toezicht houden op onderhoud van de irrigatiewerken, de uitvoering en naleving van de wetten.
Taken ambtenaren: ophalen en bijhouden belastingen.
Schrijvers schrijven de wetten op, wie en hoeveel die persoon belasting had betaald. Ze hadden veel aanzien, niet veel mensen konden lezen en schrijven
Schrijven werd gedaan op kleitabletten, steen, papyrus.
Slide 11 - Slide
Beeld van een schrijver
Hiërogliefenschrift is een voorwaarde voor een goed georganiseerde staat: anders kan niets bijgehouden/ vastgelegd worden.
Slide 12 - Slide
Toetsvragen:
A: Noem 2 voorbeelden van ambachten.
B: Noem 2 taken van de Farao.
C: Noem de taken van de Vizier.
Slide 13 - Slide
Toetsvragen met een fout en een goed antwoord:
A: Noem 2 voorbeelden van ambachten.
Fout: Schrijver, ambtenaar.
Goed: Kledingmaker, Timmerman.
B: Noem 2 taken van de Farao.
Fout: Hij regelt alles, hij maakt veel ruzie.
Goed: Hij regelt het bestuur van het land, hij voert oorlogen.
C: Noem de taken van de Vizier.
Fout: Hij doet dingen in het bestuur, maakt wetten.
Goed: Hij houdt toezicht op het onderhoud van de irrigatiewerken, de uitvoering en naleving van de wetten.