Les 10: laatste les voor proefwerk

th-1 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

th-1 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Grammaire D:
stap 1: het hulpwerkwoord
In het voorbeeld van zojuist stond: ik heb gegeven. Het werkwoord avoir is dus een hulpwerkwoord. Neem voor de zekerheid onderstaand rijtje nog maar een keer over.

j'ai                --> ik heb
tu as             --> jij hebt
il/elle/on a     --> hij/zij/men heeft
nous avons     --> wij hebben
vous avez       --> u heeft, jullie hebben
ils/elles ont     --> zij hebben (meervoud)

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
stap 2: het voltooid deelwoord
In het voorbeeld stond: ik heb gegeven. In het Nederlands zetten we 'ge' voor het werkwoord. 
In het Frans halen we -er van het hele werkwoord af en zetten we er een é achter.
Bijvoorbeeld: donner --> donner --> donné
j'ai donné             --> ik heb gegeven
tu as donné          --> jij hebt gegeven
il/elle/on a donné   --> hij/zij/men heeft gegeven
nous avons donné   --> wij hebben gegeven
vous avez donné     --> u heeft gegeven, jullie hebben gegeven
ils/elles ont donné   --> zij hebben gegeven (meervoud)

Slide 3 - Slide


Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Vous (aimer) _____ _______ les compétitions?

Slide 4 - Open question



Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Les joueurs (gagner) ______ ________ le match.

Slide 5 - Open question


Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Nous (téléphoner) ______ ________ au professeur d’EPS.

Slide 6 - Open question



Zet de onderstaande zin in de passé composé.

J' (détester) ______ _________ le snowboard.

Slide 7 - Open question

Répéter:
grammaire H
In dit grammatica-onderdeel gaat het om het bijvoeglijk voornaamwoord.

Bijvoorbeeld:
- de blauwe broek
- de rode auto
- de moeilijke opdracht.

De onderstreepte woorden zijn de bijvoeglijke naamwoorden, ze zeggen iets over het zelfstandige naamwoord dat er direct achter staat.

In het Frans bestaat daarvoor het volgende schema, die je goed moet kennen!

Slide 8 - Slide

Grammaire H:
het schema

Slide 9 - Slide

Grammaire H:
uitzonderingen (1)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een -e?
Dan hoeft er geen extra -e bij als het vrouwelijk is!

Bijvoorbeeld:
Le pantalon est rouge. (rouge zegt hier iets over le pantalon, en is dus mannelijk)
La jupe est rouge (rouge zegt hier iets over la jupe, en is dus vrouwelijk).

Je ziet hier dat zowel de mannelijke vorm als de vrouwelijke vorm hetzelfde blijft.

Slide 10 - Slide

Grammaire H:
uitzonderingen (2)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord als op een -s?
Dan hoeft er bij het mannelijk meervoud geen extra -s bij!

Bijvoorbeeld:
Le cabriolet est gris. (gris zegt hier iets over le cabriolet, en is dus enkelvoud)
Les cabriolets sont gris. (gris zegt hier iets over les cabriolets, en is dus meervoud)

Je ziet hier dat zowel het enkelvoud als het meervoud hetzelfde blijft.

Slide 11 - Slide

Grammaire H:
onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord
De volgende 3 bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig.

Enkelvoud
Il est beau (hij is mooi)         - Elle est belle (zij is mooi)
Il est nouveau (hij is nieuw)    - Elle est nouvelle (zij is nieuw)
Il est vieux (hij is oud)           - Elle est vieille (zij is oud).

Meervoud
Ils sont beaux (zij zijn mooi)       - Elles sont belles (zij zijn mooi)
Ils sont nouveaux (zij zijn nieuw) - Elles sont nouvelles (zij zijn nieuw)
Ils sont vieux (zij zijn oud)         - Elles sont vieilles (zij zijn oud).

Slide 12 - Slide


Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(vieux) Les femmes sont très ______

Slide 13 - Open question


Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(triste) Suzanne est une fille _________ .

Slide 14 - Open question


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(brun) Ma copine a les cheveux ______ .

Slide 15 - Open question


Vertaal het bijvoeglijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(jaune) Ludo aime les pulls ______ .

Slide 16 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Lees de vragen, luister naar het fragment en kies steeds het juiste antwoord (A/B/C).

Opdracht 2: vocabulaire
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Combineer steeds 2 woorden met elkaar.
- Vertaal de woorden van het Frans naar het Nederlands.

Opdracht 3: grammaire
- Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de passé composé.
- Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Slide 17 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 5: lire
- Lees de tekst en de stellingen. Zijn de stellingen vrai of faux?
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 5

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de passé composé)
- grammaire H (het bijvoeglijk naamwoord)

Slide 19 - Slide