week 8 -2

Die Planung 
1. Persoonlijke vnw en voorzetsels 4e naamval
2. Naamvallen herkennen
3. Lezen op de toets - tips
4. Gimkit








1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Die Planung 
1. Persoonlijke vnw en voorzetsels 4e naamval
2. Naamvallen herkennen
3. Lezen op de toets - tips
4. Gimkit








Slide 1 - Slide

Voorzetsels met 4e naamval
durch -door 
für - voor
ohne - zonder
um - om
gegen - tegen

Slide 2 - Slide

S. 16 Grammatik Aufgabe 6
1e naamval: onderwerp
4e naamval: lijdend voorwerp

Voorzetsels:
Durch: door
Für: voor
Ohne: zonder
Um: om
Gegen: tegen

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
ich - mich
du - dich
er - ihn
sie - sie
es - es
wir - uns
ihr - euch
sie - sie
Sie - Sie

Slide 4 - Slide

durch
für
ohne
gegen
um
voor
tegen
om
zonder
door

Slide 5 - Drag question

euch
mich
Sie
sie
es
uns
sie
ihn
dich
sie(mv)
ihr
Sie
er
sie (ev)
es
du
wir
ich

Slide 6 - Drag question

Voorbeeldvragen toets
ich     Niederländisch ist für _____ ein sehr einfaches Fach.
du    Hat er einen Spickzettel für ____ gemacht?
er    Basti fährt nach der Schule ohne ____ in die Sportschule
ihr     Ich habe die Aufgabe ohne _____ gelöst

Slide 7 - Slide

Antwoorden
mich
dich
ihn
euch



Moet goed geschreven zijn anders fout.
Sie zonder hoofdletter is helemaal fout.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Persoonlijke vnw en voorzetsels 4e naamval

Slide 10 - Slide

naamvallen herkennen
1e naamval = onderwerp 
(gezegde + wie/wat)
4e naamval = lijdend voorwerp
(onderwerp + gezegde + wie/wat)
3e naamval = meewerkend voorwerp
(aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp)
gezegde = werkwoord(en)

Slide 11 - Slide

Voorbeeldzinnen toets
Er gibt mir das Buch
er = ______________werp = _____naamval
mir = _____________werp = ____ naamval
das Buch = ____________werp = ___ naamval

Wir haben ihr zum Geburtstag gratuliert
wir = ________werp = ____ naamval
ihr = ________werp = _____naamval

Slide 12 - Slide

Gibst du uns Schokolade
du = ______________werp = _____naamval
uns = _____________werp = ____ naamval

die Schüler haben nächste woche Prüfungswoche
die Schüler = ______werp = ____ naamval
Prüfungswoche = ______werp = ____naamval

Slide 13 - Slide

Voorbeeldzinnen toets
Er gibt mir das Buch
er =  onderwerp =  1e naamval
mir = meewerkend voorwerp = 3e naamval
das Buch = lijdend voorwerp = 4e naamval

Wir haben ihr zum Geburtstag gratuliert
wir = onderwerp =  1e naamval
ihr = meewerkend voorwerp = 3e naamval

Slide 14 - Slide

Gibst du uns Schokolade
du = onderwerp = 1e naamval
uns = meewerkend voorwerp = 3e naamval

Die Schüler haben nächste woche Prüfungswoche
die Schüler = onderwerp = 1e naamval
Prüfungswoche = lijdend voorwerp = 4e naamval
Juiste functie + naamval = goed. Anders helemaal fout.

Slide 15 - Slide

Lezen op de toets
- lees de vraag goed
- geef antwoord op de vraag

3 open vragen. De rest is multiple choice.

Slide 16 - Slide

16 punten - grammatica
26 punten - vocabulaire
11 punten - lezen


Slide 17 - Slide

Let op!
enkel- of meervoud bij woordjes vergeten of fout= half fout
Umlaut bij woordjes fout= half fout
ss ipv ß = half fout
lidwoorden fout bij losse woordjes= half fout
onbelangrijke letter bij woordjes fout of vergeten= half fout
Hele zin niet vertaald= max. twee fout
Max 4x halve fout voor woordjes met een kleine letter.
Ww maakt niet uit welke fout (umlaut/1 letter vergeten) = helemaal fout

Slide 18 - Slide

Gimkit

Ga naar classroom en open de link
- iedereen maakt een vraag
- woordjes of grammatica

Jullie strijden tegen elkaar.

Slide 19 - Slide

Steh auf! steh auf!

Slide 20 - Slide

halb eins
half een
spät
laat
die Grundschule
de basisschool
das Heft
het schrift
Erdkunde
aardrijkskunde
Französisch
Frans
Physik
natuurkunde
das Lieblingsfach
het lievelingsvak
einfach
makkelijk
schlau
slim
dauern
duren
schwänzen
spijbelen
Viertel nach
kwart over
fertig
klaar
die Schere
de schaar
wiederholen
herhalen
timer
3:00

Slide 21 - Slide

Steh auf! steh auf!
Groep in tweeën
Iedere leerling krijgt nummer van 1-16 

Ronde 1: Ik noem getal - wie van 2 teams staat als eerste op. Die krijgt als eerste de kans om én Duitse woord én Nederlandse woord met het juiste accent te zeggen.

 
Pas op: als je binnen 3 secondes niks zegt, gaat het punt automatisch naar het andere team. Fout antwoord of slechte uitsoraak, kan het andere team het beter? 

Slide 22 - Slide

7. das Heft

Slide 23 - Slide

1. wiederholen

Slide 24 - Slide

16. Physik

Slide 25 - Slide

10. schwänzen

Slide 26 - Slide

5. spät

Slide 27 - Slide

Steh auf! steh auf!
Nederlands - Duits

Ronde 2: Ik noem getal - wie van 2 teams staat als eerste op. Die krijgt als eerste de kans om én Nederlandse woord én Duitse woord met het juiste accent te zeggen.

 
Pas op: als je binnen 3 secondes niks zegt, gaat het punt automatisch naar het andere team. Fout antwoord of slechte uitspraak, kan het andere team het beter? 

Slide 28 - Slide

2. half een

Slide 29 - Slide

12. de schaar

Slide 30 - Slide

9. Frans

Slide 31 - Slide

3. het lievelingsvak

Slide 32 - Slide

14. makkelijk

Slide 33 - Slide

Steh auf! steh auf!
Omschrijving

Ronde 3: Jullie krijgen een omschrijving te zien. Weet je welk Duits woord erbij hoort uit de woordenlijst, dan mag je namens je team opstaan. Wie staat als eerste op en zegt het juiste woord?

 
Pas op: als je binnen 3 secondes niks zegt, gaat het punt automatisch naar het andere team. Woord fout geraden? Weet iemand het uit het andere team?

Slide 34 - Slide

Diese Schule ist für jüngere Kinder. In dieser Schule lernt man vor allem Lesen, Schreiben und Rechnen.

Slide 35 - Slide

Dieses Fach befasst sich mit unserem Planeten - dabei werden Landschaften und das Klima genauso betrachtet wie die Bevölkerungsstrukturen und die vielen Städte und Länder unserer Welt.

Slide 36 - Slide

...... wie ein Fuchs

Slide 37 - Slide