Quiz bij h2 en h3

WAT WEEET JE AL??


1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WAT WEEET JE AL??


Slide 1 - Slide


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 2 - Quiz


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten, zoals school, ziekenzorg en straatverlichting.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 3 - Quiz

Ouders die hun kinderen zakgeld geven, hen helpen met huiswerk en met hen praten over de politiek in Nederland hebben met hun kinderen een:
I. affectieve binding.
II. economische binding.
III. cognitieve binding.
IV. politieke binding.

A
Alleen I is juist.
B
I, III en IV zijn juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

KERNCONCEPT Sociale cohesie (1)
Het aantal en de                                                     die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het                                   te zijn,                   van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor                              , en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
kwaliteit van de bindingen
       gevoel een groep
 lid te zijn  
 elkaars welzijn

Slide 6 - Drag question

Bij welk element van sociale cohesie past deze zin het beste?

"we betalen allemaal zorgverzekeringspremie zodat iedereen gebruik kan maken van de gezondheidszorg"
A
aantal van de bindingen
B
kwaliteit van de bindingen
C
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
D
het gevoel een groep te zijn

Slide 7 - Quiz

Bij welk element van sociale cohesie past deze zin het beste?

"Joyce heeft 10.000 volgers op Instagram"
A
aantal van de bindingen
B
kwaliteit van de bindingen
C
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
D
het gevoel een groep te zijn

Slide 8 - Quiz

Vul aan, Sociale institutie is :
Complex van min of meer .......... regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge ......... reguleren
A
culturele, relaties
B
culturele, bindingen
C
geformaliseerde, relaties
D
geformaliseerde, bindingen

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN sociale institutie?
A
Zwarte piet
B
AFC Ajax
C
Koningsdag
D
Het onderwijssysteem.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Het is in NL 'not done' om op een verjaardag te komen zonder cadeautje
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 12 - Quiz

Marco viert zijn verjaardag nooit maar ieder jaar wil zijn familie iets leuks organiseren
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 13 - Quiz

Het sinterklaasfeest is in de loop van de eeuwen en over verschillende streken langzaam veranderd
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 14 - Quiz

Dimensies van Hofstede (1)
Zes dimensies:
1. Individualistisch vs. collectivistisch
2. Machtsafstand (klein vs. groot)
3. Termijngerichtheid (kort vs. lang)
4. Onzekerheidsvermijding (laag vs. hoog)
5. Hedonisme vs. soberheid
6. Masculien vs. feminien

L

Slide 15 - Slide

Waar worden de dimensies van Hofstede voor gebruikt?
A
Om culturen in kaart te brengen
B
Om duidelijk te maken welke culturen achterliggen
C
Om culturen te veranderen
D
Om culturen met elkaar te vergelijken

Slide 16 - Quiz

Van welke Dimensie van Hofstede is
"Ouders die kinderen zakgeld geven zodat ze zelf leren met geld om te gaan" een voorbeeld ?

A
Machtsafstand (grote machtsafstand)
B
Termijngerichtheid (lange termijn gerichtheid)
C
Onzekerheidsvermijding (lage onzekerheidsvermijding)
D
Individualistisch-collectivistisch (individualistische cultuur)

Slide 17 - Quiz

Van welke Dimensie van Hofstede is "Samenlevingen waar de groep centraal staat worden persoonlijke meningen minder op prijs gesteld" een voorbeeld ?
A
Dimensie (grote) machtsafstand
B
Dimensie (lange) termijn gerichtheid
C
Dimensie onzekerheidsvermijding
D
Dimensie individualistisch vs. collectivistisch

Slide 18 - Quiz

Sociale stratificatie is
A
Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder
B
Het ervaren van oorzaken buiten jou om
C
Zelf je best doen om hogerop te komen
D
De verdeling van de groepen op basis van ongelijkheid

Slide 19 - Quiz

Van een dubbeltje een kwartje worden kan gemakkelijker in een:
A
gesloten samenleving
B
open samenleving

Slide 20 - Quiz

Welke 4 verschillende soorten sociale ongelijkheid zijn er?

Slide 21 - Open question

Een kind van twee ouders die in de bijstand zitten haalt een hbo-diploma en krijgt een baan aangeboden.
A
Stijging, positietoewijzing
B
Stijging, positieverwerving
C
Daling, positietoewijzing
D
Daling, positieverwerving

Slide 22 - Quiz

Welke 3 soorten kapitaal onderscheiden we?

Slide 23 - Open question

het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties met elkaar vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel. KC=
A
samenwerking
B
macht
C
gezag
D
staatsvorming

Slide 24 - Quiz

KERNCONCEPT macht

Het vermogen om                                         in te zetten om bepaalde                             te bereiken en daarmee de                                               van anderen te 
doelstellingen
hulpbronnen
handelingsmogelijkheden
  vergroten/beperken

Slide 25 - Drag question

Welke 4 machtsbronnen onderscheiden we?

Slide 26 - Open question

Wat verstaan we onder gezag?
A
Macht die legitiem is
B
Macht door dwang
C
Respect
D
Binding

Slide 27 - Quiz

KERNCONCEPT Conflict
Een situatie waarin                     , groepen en/of staten elkaar                           om de eigen                        te                                        .
individuen
tegenwerken
bereiken
doelen

Slide 28 - Drag question

Er is een conflict tussen jongeren en ouderen over het opvolgen van de corona regels:
A
Marx
B
Huntington

Slide 29 - Quiz

Een NL'se toerist is opgepakt omdat hij foto's van zijn blote billen maakte in een Cambodjaanse tempel.
A
Marx
B
Huntington

Slide 30 - Quiz

Horecabazen, winkeliers en marktkooplui eisen heropening via de rechter omdat ze failliet dreigen te gaan:
A
Marx
B
Huntington

Slide 31 - Quiz

Bekijk de afbeelding: welke belangrijke voorwaarde voor samenwerking komt hier in het geding?
A
Wederzijdse acceptatie
B
Compromisbereidheid
C
Vertrouwen
D
Geld en tijd

Slide 32 - Quiz