V5 Oefenvragen regeling

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 1 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Een actiepotentiaal begint doordat er Na+ door het membraan stroomt.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 2 - Quiz

Cellen in de alvleesklier 
die insuline & glucagon maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 3 - Drag question

sensorisch neuron
cellichaam sensorisch neuron
schakelneuron
motorisch neuron
synaps in spier
synaps
pijnzintuig (receptor)

Slide 4 - Drag question


Welke soorten neuronen zijn er?

Slide 5 - Open question

Een axon is?
A
Witte mergschede
B
Een uitloper die impulsen van het cellichaam af geleidt
C
Grijze stof
D
Een uitloper die impulsen ontvangt

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van kalium in het zenuwstelsel
A
Het zorgt voor afbraak neurotransmitter in de synapsspleet
B
Het zorgt voor een depolarisatie van het neuron
C
Het leidt tot versmelting van blaasjes met neurotransmitter
D
Het zorgt voor hyperpolarisatie van het neuron

Slide 7 - Quiz

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 8 - Quiz

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel / sensorisch neuron?
A
in de witte stof
B
in de grijze stof
C
in het spinaal ganglion
D
in het centrale kanaal

Slide 9 - Quiz

Spinale ganglia (ruggenmergzenuwknopen)

Slide 10 - Slide


prikkel

receptor

effector

schakelcel

sensorische neuron

motorische neuron

Slide 11 - Drag question

Adrenaline komt van nature in ons lichaam voor als hormoon en als neurotransmitter.In de afbeelding is schematisch een neuron weergegeven.

Waar wordt adrenaline als neurotransmitter door dit neuron afgegeven?
A
Op plaats P
B
Op plaats Q
C
Op plaats R
D
Op plaats S

Slide 12 - Quiz


Cholinesterase
Cholinesterase is een enzym dat de neurotransmitter acetylcholine afbreekt tot acetaat en choline. Het acetaat wordt opgenomen door het bloed en de choline wordt opgenomen door de axonuiteinden en daar weer omgezet in acetylcholine.

Na een sprintwedstrijd liggen sommige hardlopers een tijdlang uitgeput op de grond.
 Een van de mogelijke oorzaken van de vermoeidheid is vermindering van de cholinesterase-activiteit bij de synaps die zich bevindt op de overgang tussen motorische zenuw en spiercellen. 
Wat is het directe gevolg van een vermindering van de cholinesterase-activiteit? 

A
Acetylcholine hoopt zich op in de synapsspleet.
B
De acetylcholineconcentratie in de synapsspleet neemt onvoldoende toe
C
Er wordt minder acetylcholine gesynthetiseerd in het motorisch neuron

Slide 13 - Quiz

Zet de zinnen in de juiste volgorde. Sleep ze van rechts naar links, in het goede vakje.
Blaasjes versmelten met het membraan
Neurotransmitter bevindt zich in synapsspleet
Neurotransmitter bindt aan receptor
Ionpoorten gaan open en ionen gaan neuron binnen
Impuls ontstaat

Slide 14 - Drag question

Geef de juiste volgorde van cellen die betrokken zijn bij een reflex
A
bewegingszenuwcel, schakelcel, gevoelszenuwcel
B
bewegingszenuwcel, gevoelszenuwcel
C
gevoelszenuwcel, schakelcel, bewegingszenuwcel
D
gevoelszenuwcel, bewegingszenuwcel

Slide 15 - Quiz


Dit is een ...
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel
D
Zenuw

Slide 16 - Quiz


Dit is een ...
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel
D
Zenuw

Slide 17 - Quiz

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel

Slide 18 - Quiz

Peristaltische bewegingen van je darmen worden aangestuurd door het
A
Animaal zenuwstelsel
B
Autonoom zenuwstelsel
C
Beide

Slide 19 - Quiz

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 20 - Quiz

Welke hersenen coördineren alle bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen

Slide 21 - Quiz

Welk deel van de hersenen regelt de ademhaling?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 22 - Quiz

In welk deel van de hersenen vindt bewustwording plaats?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenschors
D
Hersenstam

Slide 23 - Quiz

Dwarsgestreept spierweefsel staat onder invloed van welk zenuwstelsel?
A
Autonoom
B
Animaal

Slide 24 - Quiz

Aan de slag 

Werkblad actiepotentiaal maken

Slide 25 - Slide