2HA Wiederholung Kapitel 7

1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planung heute:
1. Wie waren eure Ferien?
2. Wiederholung Kapitel 7
3. Planung (siehe PPT)

Slide 2 - Slide

Wie waren eure Ferien?
Typ een Duits woord dat jouw vakantie weergeeft! :)

Slide 3 - Open question

Wiederholung Kapitel 7. Bitte das Buch schließen
Wiederholung Kapitel 7

Bitte das Buch schließen!

Slide 4 - Slide

Thema: 'Wohnen'
Welche deutsche Wörter zum Wortschatz "Wohnen" kennst du schon?

Slide 5 - Mind map

1e naamval
4e naamval
Nominativ
Onderwerp van de zin
Akkusativ
Na bepaalde voorzetsels

Slide 6 - Drag question

Wat wordt de vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval? Sleep het juiste antwoord.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie

Slide 7 - Drag question

Voorzetsels met de 4e naamval
Geen voorzetsel met de 4e naamval
durch
mit
aus
für
gegen
nach
ohne
von
um
bis
zu
entlang

Slide 8 - Drag question

Grammatik: Vertaal het woord. Let op de goede naamval.
Ist diese Uhr für (ik) _________

Slide 9 - Open question

Grammatik: Vertaal het woord. Let op de goede naamval.
(Zij) _____ räumt ihr Zimmer auf.

Slide 10 - Open question

Grammatik: Vertaal het woord. Let op de goede naamval.
Ich habe nichts gegen (hij) ______

Slide 11 - Open question

Grammatik: Vertaal het woord. Let op de goede naamval.
Was machst (jij) ______ denn da?

Slide 12 - Open question

Grammatik: Vertaal het woord. Let op de goede naamval.
Hat Peter das ohne (wij) ______ gemacht?

Slide 13 - Open question

Lernliste(n)

Slide 14 - Slide

Wo kann man wohnen?
timer
0:10
A
der Bauernhof
B
der Fernseher
C
das Sofa
D
das Badezimmer

Slide 15 - Quiz

Was gehört zum Badezimmer?
timer
0:10
A
der Stuhl
B
das Fenster
C
die Wand
D
die Dusche

Slide 16 - Quiz

Welk woord past in de zin:

Um unseren Tisch _____ acht Stühle
timer
0:10
A
Küche
B
Wohnzimmer
C
stehen
D
aufräumen

Slide 17 - Quiz

Welk woord past in de zin?:
Ich finde weiße Wände langweilig, deshalb sind meine Wände _____
timer
0:10
A
hell
B
blau
C
unten
D
gemütlich

Slide 18 - Quiz

Welk woord past in de zin?

Die Zimmer sind ______ klein
A
fertig
B
nie
C
umziehen
D
ziemlich

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het woord in hoofdletters?

Das Haus wurde aus HOLZ gebaut.
A
recht
B
schuin
C
hout
D
krap

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het woord in hoofdletters?

Ganz so SCHLIMM ist es nicht, ein Zimmer zu teilen.

Slide 21 - Open question

Was ist der Gegensatz (tegenstelling) von "unten"

Slide 22 - Open question

Was ist der Gegensatz (tegenstelling) von "weiß"

Slide 23 - Open question

Was ist der Gegensatz (tegenstelling) von "dunkel"

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide