mini-presenttie Flowently

Leerdoel
Je weet wanneer je 
hen of hun 
gebruikt in een zin.
meewerkend voorwerp / indirect object
lijdend voorwerp
 / direct object
prepositie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolHBOhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Leerdoel
Je weet wanneer je 
hen of hun 
gebruikt in een zin.
meewerkend voorwerp / indirect object
lijdend voorwerp
 / direct object
prepositie

Slide 1 - Slide

Lessonup.app
interactief:
vragen en afbeeldingen

Slide 2 - Slide

Christiaen heeft wiskunde gestudeerd.
Christiaen van Heule 
bedacht het verschil 
tussen hen en hun 
in 1625. 

Slide 3 - Slide

prepositie
timer
40:00
















Slide 4 - Mind map



De conciërge stuurt de jongens naar buiten.
lijdend voorwerp / direct object
A
de conciërge
B
de jongens

Slide 5 - Quiz



De conciërge geeft de jongens een bezem.
meewerkend voorwerp / indirect object
A
de conciërge
B
de jongens
C
een bezem

Slide 6 - Quiz

1. Na een prepositie
2. Als direct object
3. In plaats van prepositie + hen
4. Als indirect object
hun
hen

Slide 7 - Slide

1. Na een prepositie
Welke les zal ik aan Jan en Piet aanraden?
Welke les zal ik aan hen aanraden?
hen

Slide 8 - Slide

Welke les zal ik hun aanraden?
Welke les zal ik aan hen aanraden?
hun
3. In plaats van prepositie + hen

Slide 9 - Slide

De conciërge stuurt de jongens naar buiten.
De conciërge stuurt hen naar buiten.
2. Als direct object
hen

Slide 10 - Slide

De conciërge geeft de jongens een bezem. 
De conciërge geeft hun een bezem.
4. Als indirect object
hun
De conciërge geeft aan hen een bezem.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Gebruik 
hen en/of hun.
Bedenk een zin met een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp.
timer
0:30

Slide 13 - Slide


Ik heb aan mijn ouders de boeken
van Jan en Piet gegeven.
gebruik hen en/of hun

Slide 14 - Open question

Ik heb aan .... verteld waar ze moeten zijn.
A
hun
B
hen

Slide 15 - Quiz

De jarige nodigt ... uit voor een feest.
A
hun
B
hen

Slide 16 - Quiz

Het zweet staat bij ... op het voorhoofd.
A
hun
B
hen

Slide 17 - Quiz

Het zweet staat ... op het voorhoofd.
A
hun
B
hen

Slide 18 - Quiz

Hij heeft ... gevraagd geen cadeau mee te nemen.
A
hun
B
hen

Slide 19 - Quiz

Er ontstaat een nieuwe regel: Gebruik altijd hen.
Het gebruik bepaalt uiteindelijk de norm.
Volgens de ANS is er in 
hen/hun-kwesties 
nooit iets 'fout'. 
taalwinkel.nl
dutchgrammar.com
Genootschap Onze Taal
(ANS, 1997)

Slide 20 - Slide

Vraag een gratis proeflicentie 
aan.

Slide 21 - Slide

vier regels
1. Na een prepositie
2. Als direct object
3. In plaats van prepositie + hen
4. Als indirect object
hun
hun
hen
hen

Slide 22 - Slide

Ik heb de boeken van Jan en Piet aan mijn ouders gegeven.





Ik heb de boeken van hen aan hen gegeven.
de boeken van Jan en Piet 
 direct object /na prepositie = van hen
aan mijn ouders
indirect object / na prepositie = aan hen

Slide 23 - Slide

Ik heb aan mijn ouders de boeken van Jan en Piet gegeven.





Ik heb hun de boeken van hen gegeven.
de boeken van Jan en Piet 
 direct object /na prepositie = van hen
aan mijn ouders
in plaats van prepositie + hen = hun

Slide 24 - Slide