Luistertoets leerjaar 3 VWO

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

We starten in 5 minuten met de les.

Lesprogramma

Después de la clase...

• Ken je de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans.
• Ken je de vragende voornaamworden in het Spaans. 
• Kan jezelf voorstellen in het Spaans.
• Heb je geoefend met luisterfragmenten in het Spaans

 

Deel 1

A. Opstarten: les en absentie

B. Maken:  Luistertoets 

C. Herhalen: Unidad 1 & 2

D. Afsluiting 

¿Qué vamos a hacer hoy?

Kijk

        & 

          luister

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

Wat: 

Hoe: Twee keer luisteren en kijken naar de fragment.

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

Vamos de compras

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

¿Quién es quien? 1

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

¿Quién es quien? 2

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

¿Qué me pongo?

Leerjaar 3: Luistervaardigheid

Ropa para el cumpleaños de mi tío Paco

Leerjaar 3: Kijk- en luistervaardigheid (alleen voor vwo 3)

 La tienda de ropa  (A1-A2)

Vamos a repasar Unidad 1 & 2!!!!

Los demostrativos

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden voor dingen VERWEG

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden voor dingen DICHTBIJ

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ bolígrafo es azul.

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ son mis compañeros de clase.

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
____ es mi hermanita Juana.

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
¿Quién es _____ niño?

Welk aanwijzend voornaamwoord hoort er op de open plek?
¿Quiénes son ____ chicas?

Los interrogativos 

Vul de juiste vraagwoord in het Spaans in. Je mag een vraagwoord meer keren gebruiken. Kies uit: 

Qué - Quién - Cuándo - Cómo - Cuánto/a/s - Dónde 

1 ¿ ____________________ prefieres beber?

2 ¿____________________ se llama tu plato favorito?

3  ¿ ____________________ prepara la comida en casa? 

4 ¿____________________ refresco prefieres? 

5 ¿____________________ huevos necesitamos para la receta? 

6 ¿____________________ bananas quieres?

Sleep de juiste vertaling van de vraagwoorden

 waar

hoeveel

hoe

wie

wanneer

waarom

wat / welk

¿Cuánto?

¿Cuándo?  

¿Cómo?

¿Dónde?  

¿Cuánta?

¿Por qué?

¿Quién?

¿Cuál? 

¿Qué?  

Sleep de  vraagwoorden naar de juiste zin.

¿... te llamas?

¿... años tienes?

¿vives?

¿... es tu número de teléfono?

Cómo

Cuántos

Dónde

Cuál

PRETÉRITO INDEFINIDO

 

trabajar - él

1. trabajé
2. trabajó
3. trabajió
4. trabagí

comer - yo

1. comí
2. comé
3. comió
4. comó

vivir - ellos

1. vivisteis
2. vivieron
3. viveron
4. vivistieron

indefinido: cantar - yo

indefinido: comenzar - nosotros

indefinido: estar - tú

Complemento indirecto

 

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Yo recomiendo a ustedes esa película."

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"El camarero trae un vaso de leche a Antonio."

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:
"Nosotros hacemos un regalo a nuestra abuela".

Vervang het complemento indirecto (MV) voor het voornaamwoord:

"La profesora enseña a los alumnos una regla gramatical"

Complemento directo

 

Complemento directo (LV):
El profesor ha entragado unas copias.

Complemento directo (LV):
Alejandro nunca decía la verdad.

Vervang het complemento directo (LV) voor het voornaamwoord:
"La profesora enseña a los alumnos una regla gramatical"

Complemento directo (LV):
"Juan ha dado el regalo (a mí)"

Wat heb je van 

deze les geleerd?

Huiswerk

Los deberes para la próxima clase:

Leren: 

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

¡Nos vemos la próxima clase!

¡Nos vemos la próxima clase!