Formeel en informeel

Formeel en informeel taalgebruik
Klas 1mh
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formeel en informeel taalgebruik
Klas 1mh

Slide 1 - Slide

Doel van de les: Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen
Wat gaan we doen?
- Je krijgt instructie;
- Opdrachten maken;
Het verschil weten tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen

Slide 2 - Slide

Wat is formeel taalgebruik?
Wat is informeel taalgebruik?

Slide 3 - Open question

"Hé loser!"
A
formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 4 - Quiz

Wil jij even een kopje thee voor mij halen?
A
formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 5 - Quiz

Hé ouwe, ga eens aan de kant!
A
formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 6 - Quiz

Wilt u dit even betalen?
A
formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 7 - Quiz

Maak hier een formele zin van:
Ik vind het echt mega debiel dat ik de les werd uitgegooid. Ik deed wel mee!

Slide 8 - Open question

een bedrijf tegen een klant
een leerling tegen de kantinejuffrouw
een leraar tegen zijn klas
een man tegen zijn hond
een meisje tegen haar vriendin
een moeder tegen haar zoon
Schenk eens een kop thee in.
Heeft u misschien een kop thee voor mij?
Zit!
Willen jullie even gaan zitten?
Gelieve deze factuur z.s.m. te betalen.
Kun je dit Tikkie vandaag even betalen?

Slide 9 - Drag question

Letterlijk en figuurlijk

Slide 10 - Slide

Het kind pakt de appel van de grond.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Het vervelende kind schopt het andere kind tegen zijn kont.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quiz

Die leerling heeft een schop onder zijn kont nodig.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

De roddelbladen smulden van het nieuws van de koninklijke bruiloft.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Opdracht maken:
* Je gaat een mailtje schrijven aan je docent Nederlands, waarin je vraagt om uitstel van je toets.
* Je verwerkt daarin formeel taalgebruik;
* Je verwerkt daarin minstens twee zinnen met figuurlijk taalgebruik. 

Slide 15 - Slide