21.4 Immuniteit, allergieën en medicijnen 6V 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
16.4 Immuniteit, vaccinatie en allergische reacties
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
16.4 Immuniteit, vaccinatie en allergische reacties

Slide 1 - Slide

Leerdoel 16.4
  • Je leert hoe immuniteit tegen ziektes ontstaat
  • Je leert wat allergieën zijn
  • Je leert hoe medicijnen kunnen helpen 

Slide 2 - Slide

Verloop van een infectie
Na verloop van tijd is de infectie bestreden en moet de afweer-reactie ook weer worden stopgezet (deze kost veel energie).
Hiervoor zorgen T-suppressorcellen.
Deze remt de B-cellen en daarmee de 
vorming van antistoffen.

Slide 3 - Slide

Geheugen
Je afweersysteem:
  • behoudt een geheugen voor antigenen die al eens bestreden zijn in de specifieke afweer.
  • zorgt dus voor immuniteit. Dwz: je bent in staat een ziekteverwekker uit te schakelen voor je er ziek van wordt.

Slide 4 - Slide

Immuniteit
Cellulaire immuniteit:
  • Th geheugencellen en Tc geheugencellen.
Humorale immuniteit:
  • B geheugencellen.

NB:
  • hernieuwde infectie met dezelfde ziekteverwekker 
              Tc cellen sneller actief 
               worden sneller veel meer antistoffen gemaakt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Vaccinatie
Klassiek vaccin:
  • de prik bevat antigenen van een ziekteverwekker  (dus niet de hele ziekteverwekker!)
Nieuwe methode: 
  • de prik bevat het mRNA van een antigeen van een ziekteverwekker. Bijv. corona prik
  • De lichaamscellen moeten eerst zelf het mRNA aflezen en het lichaamsvreemde eiwit vormen.  Feitelijk genetische modificatie.
NB:
  • Dit antigeen zorgt voor de eerste immuunrespons.
  • bij de tweede blootstelling aan zelfde antigeen is de reactie is dus sneller en sterker.

Slide 7 - Slide

Immunisatie
Actief vs passief
Actieve immunisatie: je afweersysteem heeft zelf de antistoffen aangemaakt.

Natuurlijk vs kunstmatig
kunstmatig wil zeggen toegediend/ ingespoten



Slide 8 - Slide

Waar hoort wat?

Slide 9 - Slide

Waar hoort wat?
Antistoffen vanuit moedermelk/ placenta
Immuun door daadwerkelijke infectie
Antistoffen ingespoten
Immuun door vaccin met antigenen/ mRNA

Slide 10 - Slide

Allergie
Mest-cellen:
In de huid en de slijmvliezen
Hebben receptoren voor IgE 
antistoffen (gemaakt door B cellen)
Hebben blaasjes met histamine die
vrijkomt bij contact met een 
ziekteverwekker (via de IgE antistoffen)

Slide 11 - Slide

Allergie
Histamine
  • is een mediator
  • veroorzaakt een ontstekingsreactie: meer slijm, verwijding bloedvaten. 

Hierdoor kunnen macrofagen de
infectie beter bestrijden.

Slide 12 - Slide

Allergie
Een allergische reactie is als de mest-cellen onnodig reageren op een niet-schadelijke lichaamsvreemde stof.
Die stof heet dan allergeen.

Oorzaak: een APC heeft een onschuldige antigeen onterecht beoordeeld als ziekteverwekker en heeft de specifieke afweer aangezet.


Slide 13 - Slide

Allergie
Allergie ontstaat in twee stappen:
Eerste contact met allergeen: B-lymfocyten en plasmacellen maken IgE molecuul – deze hecht zich aan mestcellen
Volgend contact: activatie mest-cellen

Slide 14 - Slide

Medicijnen
Tegen bacteriën: penicilline of een ander antibioticum.
Antibiotica doden bacteriën.
Bacteriën kunnen resistent worden tegen antibiotica (evolutie).
Nieuwe ontwikkeling: bacteriofagen.

Slide 15 - Slide

Antihistamine
Bindt aan de histamine receptoren
(antagonist) waardoor de cellen
niet meer reageren op het vrij-
komen van histamine.

Slide 16 - Slide

Doel 16.4
Je hebt geleerd hoe immuniteit tegen ziektes ontstaat
Je hebt geleerd wat allergieën zijn
Je hebt geleerd hoe medicijnen kunnen helpen

Slide 17 - Slide

Begrippen 16.4
T-suppressorcellen, geheugencel, immuun, immuniteit, cellulaire immuniteit, Tc-geheugencellen, Th-geheugencellen, humorale immuniteit, B-geheugencellen, vaccin, kunstmatige actieve immunisatie, natuurlijke actieve immunisatie, kunstmatige passieve immunisatie, natuurlijke passieve immunisatie, penicelline, antibioticum, resistentie, bacteriofagen, mestcel, mediator, allergie, allergeen, histamine

Slide 18 - Slide

BINAS 16.4
BINAS 84L2 Humorale en cellulaire immuniteit
BINAS 84M Allergische reacties





Slide 19 - Slide

Huiswerk
  • maak de opdrachten van 16.4: 37 t/m 49

Slide 20 - Slide