Voltooid deelwoord
De persoonvorm is een vorm van:
Zijn (ben, is, was, waren)
hebben (heb, hebt, had, hadden)
worden (word, wordt, werd, werden)
Hij is gepest.
Hij heeft gepest.
Hij wordt gepest.
Tegenwoordig deelwoord
Hele werkwoord + d
lachen - lachend
fietsen - fietsend
lopen - lopend
Infinitief: hele werkwoord
Gaan we lopen?
Wil je dan gaan zwemmen?