Gramm: taalkundig Blok 1 (2/3)

Welkom!

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NLMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- Terugblik (3')

- Leesboek uitzoeken (5')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (8')

- Zelf aan de slag (20')

- Evaluatie (3')

Slide 2 - Slide

Leesboek 
  • Binnenkort krijgen jullie meer informatie over de boekopdracht.
  • Daarvoor ga je een boek lezen.
  • Je kiest een boek op de website www.jeugdbibliotheek.nl 
     (12 - 15 jaar).
  • Vanaf volgende week woensdag     neem je ALTIJD je leesboek mee!!!

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je uitleggen wat een bezittelijk voornaamwoord is en  dit benoemen
  • ... kun je uitleggen wat een wederkerend voornaamwoord is en dit benoemen in een zin.

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft aan van wie       iets is.
       - Dat is je vader die daar staat
       - Hé, blijf eens van mijn patatjes af!
       - Weet je wel zeker dat we aan hun spullen mogen komen?

  • Een bezittelijk voornaamwoord staat altijd (!) vóór het zelfstandig   naamwoord (= het bezit).

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Een bezittelijk voornaamwoord kan zowel bijvoeglijk     als zelfstandig in een zin voorkomen.

  • Bij zelfstandig gebruik staat er altijd een lidwoord voor. 

        - Dat is mijn fiets. (bijvoeglijk)
        - Is dat de jouwe? (zelfstandig)

Slide 6 - Slide

Heb jij je tas al gepakt?
jij = ?
je = ?
A
jij = pers.vnw je = bez. vnw
B
jij = bez. vnw je = pers. vnw
C
jij = pers. vnw je = pers. vnw
D
jij = bez. vnw je = bez. vnw

Slide 7 - Quiz

Wederkerend voornaamwoord
  • Wederkerend = keert terug

  • Soms keert dezelfde persoon terug (= weder) in een zin, zoals bij de werkwoorden (zich)   gedragen en (zich) realiseren. Je zegt immers altijd: 'Ik gedraag me' en 'Wij realiseren ons'. 

  • Alle vormen van 'zich' noemen we bij het woordbenoemen wederkerende voornaamwoorden.

  • Wederkerende voornaamwoorden komen dus ALLEEN voor bij een wederkerend werkwoord, zoals: zich vergissen, zich schamen, zich ergeren, zich wassen etc.




Slide 8 - Slide

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?
A
Die broer van jou
B
Je bezeert je
C
Ik lees ze niet
D
Hij heeft geleerd

Slide 9 - Quiz

Wat is het juiste wederkerend voornaamwoord?
Mijn moeder spant ..... niet graag in.
timer
1:00

Slide 10 - Open question

Bez. vnw vs. Pers. vnw


Dat is mijn boek
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.

Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.
Bedenk altijd goed of je te maken hebt met een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag!
- Maak opdracht 12 t/m 14  (blz. 23-25).
- Klaar? Kijk je werk na!




timer
10:00
Had je alles goed? 
--> Af? Bestudeer de samenvatting 
       grammatica of maak de 
       plusopdrachten (paars)
in 
       LessonUp.

Had je een paar foutjes in de opdrachten?
--> Bestudeer de samenvatting grammatica 
--> Af? Maak de extra oefeningen (blauw) in
       LessonUp.
--> Af? Maak één van de plusopdrachten       
       (paars)

Slide 13 - Slide

Samenvatting grammatica
  • Heb je moeite met het benoemen van een woordsoort? Bekijk HIER de samenvatting van grammatica taalkundig (TIP!).

  •  Maak vervolgens één van de extra oefeningen (volgende slide).

Slide 14 - Slide

Extra oefeningen
1. Fris je kennis van grammatica taalkundige ontleding op met behulp van één of meer van de volgende oefeningen:
     - Voorzetsels oefenen            
2. Gelukt? Top!  Ga verder met de plusopdrachten (paars).



Slide 15 - Slide

Extra oefeningen
1.  Bestudeer nogmaals de theorie op blz. 24 en 25.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening bezittelijk vnw                    - Oefening pers. vnw & bez. vnw
     - Oefening wederkerend vnw 3         

4. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).



Slide 16 - Slide

Plusopdrachten (1)
- Maak eerst opdracht 15 op blz. 26 van je boek. Af? Kijk het je antwoorden na voordat je verder gaat.


- Af? Ga verder met de volgende plusopdracht of bestudeer de samenvatting grammatica taalkundige ontleding:




Slide 17 - Slide

Plusopdracht (2-1)
In een krantenbericht staat informatie over iets wat is gebeurd.  De schrijver beantwoordt in zijn bericht vragen als over wie het gaat, wat er is gebeurd, waar het is gebeurd, wanneer dat was en waarom iets gedaan is: wie, wat waar, wanneer en waarom?

In de kop (titel) van het bericht staat het belangrijkste. De kop trekt aandacht (groot en vet gedrukt) en moet zo snel mogelijk duidelijk maken waar het bericht over gaat. De kop is daarom zo kort mogelijk. De koppen van een nieuwsbericht zijn meestal geen volledige zinnen. 

Slide 18 - Slide

Plusopdracht (2-2)
  1. Nieuwe aanpak vierkante wielen
  2. Brandweer over branden gehoord
  3. Oefening met treinongeluk
  4. Rekenfouten in zorg
  5. Verkeersbord voor Engels

In deze koppen zijn woorden die niet echt nodig zijn, weggelaten. Om te weten welke woorden je wel kunt weglaten en welke niet, maak je gebruik van je grammaticale kennis. 
<-- Voorbeelden

Slide 19 - Slide

Plusopdracht (2-3)
Opdracht:
  1. Noteer van elke krantenkop uit het voorbeeld de woordsoorten
  2. Welke woordsoort staat in elke krantenkop?
  3. Welke belangrijke woordsoort mis je in de meeste krantenkoppen?

Slide 20 - Slide

Hoe ging het...?
Hoe was het zachtjes werken in de klas?

Zijn de doelen behaald?


Slide 21 - Slide