Herhaling grammatica 2

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
Je kunt in een zin de volgende zinsdelen herkennen:
- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp
- lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Oei, de wekker gaat.
De persoonsvorm in deze zin is?
A
de wekker
B
gaat
C
Oei
D
kabouter Wesley

Slide 4 - Quiz

Oei, de wekker gaat.
Het onderwerp in deze zin is?
A
de wekker
B
Oei
C
gaat
D
kabouter Wesley

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Wij hebben gisteren hardgelopen.

A
Wij
B
hebben
C
hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wij hebben gisteren hardgelopen.

A
hebben
B
hebben hardgelopen
C
Wij
D
gisteren

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Wij hebben gisteren hardgelopen.

A
Wij
B
hebben
C
hebben hardgelopen
D
gisteren

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Wij halen een hond uit het asiel.
A
een hond
B
uit
C
Wij
D
halen

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wij halen een hond uit het asiel.
A
een hond
B
uit
C
Wij
D
halen

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Wij halen een hond uit het asiel.
A
een hond
B
uit
C
Wij
D
halen

Slide 11 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Wij halen een hond uit het asiel.
A
een hond
B
uit
C
Wij
D
halen

Slide 12 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ingrid wil heel graag gamen.
A
Ingrid
B
gamen
C
wil
D
wil gamen

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Ingrid wil heel graag gamen.
A
Ingrid
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Ingrid wil heel graag gamen.
A
Ingrid
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Ik haat paddenstoelen.
Wat is de persoonsvorm?
A
paddenstoelen
B
ik
C
kabouter Wesley
D
haat

Slide 17 - Quiz

Ik haat paddenstoelen.
Het onderwerp in deze zin is?
A
paddenstoelen
B
ik
C
kabouter Wesley
D
haat

Slide 18 - Quiz

Ik haat paddenstoelen.
Het lijdend voorwerp in deze zin is?
A
paddenstoelen
B
ik
C
kabouter Wesley
D
haat

Slide 19 - Quiz

Jorus bakt een taart met zijn zus.
Het lijdend voorwerp in deze zin is?
A
Jorus
B
bakt
C
een taart
D
met zijn zus

Slide 20 - Quiz

Jorus bakt een taart met zijn zus.
Het onderwerp in deze zin is?
A
Jorus
B
bakt
C
een taart
D
met zijn zus

Slide 21 - Quiz

Jorus bakt een taart met zijn zus.
De persoonsvorm in deze zin is?
A
Jorus
B
bakt
C
een taart
D
met zijn zus

Slide 22 - Quiz

De docent geeft fijne lessen.
De persoonsvorm in deze zin is?
A
De docent
B
geeft
C
fijne lessen

Slide 23 - Quiz

De docent geeft fijne lessen.
Het onderwerp in deze zin is?
A
De docent
B
geeft
C
fijne lessen

Slide 24 - Quiz

De docent geeft fijne lessen.
Het lijdend voorwerp in deze zin is?
A
De docent
B
geeft
C
fijne lessen

Slide 25 - Quiz