Herhalen BASISBEGRIPPEN + examenvragen Luizenmoeder

KUNST DRAMA THEORIE
M4: herhalen basisbegrippen

Oefenen examenvragen Luizenmoeder
1 / 50
next
Slide 1: Slide
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

KUNST DRAMA THEORIE
M4: herhalen basisbegrippen

Oefenen examenvragen Luizenmoeder

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
1. Herhalen begrippen
2. Examenvragen Luizenmoeder: wat is goed?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je weet welke begrippen je nog lastig vindt 
Je kunt verschillende antwoorden op een examenvraag nakijken en vergelijken adhv correctiemodel: wat is goed en wat is fout?
Je kunt een volledig antwoord geven op een examenvraag

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Tijd voor begrippen!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe noem je een spannend einde bij een film of serie waarvan je niet weet hoe het afloopt?
A
Gesloten eind
B
Open eind
C
Cliffhanger
D
Slot

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het officiële woord voor een stilstaand beeld op het toneel?
A
Mime
B
Standbeeld
C
Tableau vivant
D
Schilderij

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort niet bij de WANNEER?
A
Tijdstip
B
Locatie
C
Seizoen
D
Jaartal

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het veranderen van emoties?
A
Aanpassen
B
Emotionele achtbaan
C
Wisselen
D
Schakelen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Een ander woord voor de WAT bij toneel is...
A
Plaats
B
Probleem
C
Personage
D
Verhaal

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn theatrale middelen?
A
Wie, wat, waar, waarom en waardoor?
B
Spelgegevens, enscenering en materiële vormgevingsmiddelen
C
Middelen om het theaterstuk naar een hoger plan te tillen
D
Vormgegeven van een theaterstuk

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een actie?
A
Het moment dat het stuk begint.
B
Zichtbare ( en hoorbare-) start van de tekst
C
Zichtbare handeling tijdens spel
D
Zichtbare handeling tijdens spel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een impuls?
A
Eerste idee of ingeving
B
Zelf beginnen met spelen of aan andere spelers spelaanbod geven.
C
Eerste reactie op een actie, maar daar niets mee doen
D
Actie op reactie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is mimiek?
A
Mime technieken
B
Gezichtsuitdrukkingen
C
Lichaamshouding
D
Pantomime ( concreet uitbeelden)

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat bedoelen we met kap en grime?
A
Verkleedspullen
B
Kapsels, schmink en make up
C
Make up en maskers
D
Make up artist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn Spelgegevens?
A
De gegevens die de acteur nodig heeft om zijn spel te verbeteren.
B
Spelaanwijzingen van de regisseur
C
De 5w's
D
Rol, actie, ruimte, motief, tijd

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Verbaal is...
A
Mimiek, lichaamshouding, beweging en intonatie
B
Intonatie en tekst
C
Mimiek, fysiek en stem
D
Tekst

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is fysiek?
A
Houding en beweging
B
Stem, houding en gezicht
C
Gezichtsuitdrukkingen
D
Emoties zichtbaar en hoorbaar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is expressie?
A
Uitdrukking
B
Geloofwaardigheid
C
Verbeelding
D
Non verbaal spel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is mise-en-scène?
A
Positie/beweging op het speelbvlak
B
Positie/beweging ten op zichtte van de ander
C
Handelingen
D
Positie ten opzichte van medespelers, decor en hoe ik handel in de ruimte

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent ensceneren?
A
Mise-en-scène
B
In scène zetten
C
Een eigen scène schrijven
D
Dramatiseren van een scène

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je zeggen over decor?
A
Kleur, vorm, materiaal, grootte, plaatsing in de ruimte ( sfeer)
B
Kleur, plastic, hout, handgemaakt, fabriekskeurmerk ( merk)
C
Functie, kleur, sfeer, effect, stijl, echtheid ( eigenheid)
D
Vorm, materiaal, functie, effect, maker ( plaatsing)

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is improvisatie? Leg uit.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Wat is een cliffhanger? Leg uit.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Wat is een recensie? Leg uit.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Oefenen met examenvragen
Wat is een goed antwoord?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Link Luizenmoeder
Aflevering 1: https://www.youtube.com/watch?v=VzLY_FYeOT0 
Aflevering 4: https://www.youtube.com/watch?v=pDWloZR6HkY

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 1
De Luizenmoeder, aflevering 1. "Het zijn altijd de nieuwkomers"
Voor De Luizenmoeder is een casting geweest. 
(1p) Leg het begrip casting uit.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1. Leg het begrip casting uit.
A
een opnamedagje
B
casting is dat verschillende mensen zich aanmelden voor een personage en de jury een keuze maakt
C
uitkiezen wie goed bij personage past
D
spelers vinden voor de voorstelling

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Antwoord correctiemodel
Het antwoord moet de volgende strekking hebben:
Casting is zoeken naar / selecteren van de juiste acteur voor de rol
(eventueel door middel van audities).

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 2
Wat is de dramatische tijd in het introfilmpje?
A. een schooldag
B. een uur
C. ongeveer 30 seconden
D. overdag 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Antwoord correctiemodel
A. Een schooldag

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 3
Hannah komt met haar dochter Floor aan het schoolplein. Ze krijgt telefoon van haar ex-man.
De actrice schakelt in dit fragment.
(1p) - Benoem de schakel door middel van een citaat.
- Leg daarna de schakel uit.

Slide 35 - Slide

Rond 02:00

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Is dit een goed antwoord?
Antwoord 1: citaat - ja niet nu ik sta midden op het schoolplein
uitleg- dat nu niet het huiste moment is om te praten.

Antwoord 2: citaat - omdat ik nu gedwongen wordt om op maandag te werken
uitleg - dat zei ze geirriteerd

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Antwoord correctiemodel
citaat (een van de volgende):
 "ga maar lekker even rondkijken"… "niet nu"
 "ze blijft over"…"omdat ik nu gedwongen word om op maandag te
werken"
uitleg: Haar emotie gaat van gehaast / aardig naar boos. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 4
Beschrijf de denktekst van Hannah tijdens dit fragment.

Slide 39 - Slide

rond 08:30

Slide 40 - Video

This item has no instructions

Wat is een goed antwoord?
Antw 1: uhw wat gebeurt hier en waarom word ik uit de klas gegooid?
Antwoord 2: dat is niet zo. Mijn naam is Hannah wat zeggen allemaal
Antwoord 3: ze begrijpt niet hoezo en niet gebeurt en hoe ze uit de klas weg gestuurd

Slide 41 - Slide

antwoord 1 klopt
antwoord 2 klopt niet
antwoord 3 klopt niet
Antwoord correctiemodel
denktekst, bijvoorbeeld:
 "Ah, ik geloof dat ik moet vertrekken."
 "Ik ben benieuwd wat Floor van juf Ank vindt."
 "Ze is knettergek!"
Opmerking
De denktekst moet in de directe rede geschreven worden. 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 5
(1p)
- Welke status probeert Nancy in dit fragment aan te nemen?
- Noem drie kenmerken waaraan je deze status ziet.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Video

This item has no instructions

Goed antwoord?
Antwoord 1: hoge status - met zijn ding spelen, sarcastisch zijn, voorbeelden met zijn handen duidelijk maken
Antwoord 2: hoge status - gesloten houding, stemgebruik/vals praten, mimiek/nep lachen
 

Slide 45 - Slide

Antwoord 1 klopt
Antwoord 2 klopt
Antwoord correctiemodel
hoge status
kenmerken (drie van de volgende):
 langzaam praten
 met haar armen over elkaar staan
 het trapje in belangrijkheid aangeven (met grote gebaren) en zelf
bovenaan staan
 stilte laten vallen
 haar zinnen herhalen
 haar uitlachen
 de luizenkam geven

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiden toetsweek
•Neem de samenvatting goed door

•Neem de lessen op lessonup goed door
•Leer de begrippen uit de samenvatting + basisbegrippen uit je hoofd
•Maken oefentoets
•Leer de begrippen goed en bedenk of je deze kan toepassen op een nieuw voorbeeld 
  • oefen begrippen via quizlet
  • oefentoets gemaakt? oefen met oude examen via examenblad



Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Wat willen jullie doen in herhalingsweek?

Slide 48 - Mind map

This item has no instructions

Noem 3 dingen die je vandaag hebt geleerd

Slide 49 - Open question

This item has no instructions

Noem 1 ding waar je nog een vraag over hebt

Slide 50 - Open question

This item has no instructions