This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2.3 Lezen
Slide 1 - Slide
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Slide 2 - Open question
Doelen van deze les
Je weet wat je moet doen als je een moeilijk woord in een tekst tegenkomt.
Je leert signaalwoorden herkennen die een opsomming aangeven, zoals: als eerste, bovendien, verder, daarnaast, ook, tot slot.
Slide 3 - Slide
Wat doe je als je een moeilijk woord tegenkomt in een tekst?
Slide 4 - Mind map
Niet alle moeilijke woorden in een tekst zijn belangrijk. Wat doe je als je de betekenis echt nodig hebt om de tekst te begrijpen?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Lees alinea 3 en 4 op blz. 117
Slide 7 - Slide
Wat betekent het woord identiek?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Vraag 11 blz. 115
Wat is een signaalwoord?
In de voorbeeldzin staat een opsomming. Wat wordt er opgesomd?
Onderstreep de signaalwoorden in de opsomming.
Uit welke drie delen bestaat de opsomming?
Slide 10 - Slide
Aan de slag
Opdracht 12, 13, 14, 15
timer
15:00
Slide 11 - Slide
Welke signaalwoorden zie je in deze zin? Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.