1e: 2.3 Lezen

Signaalwoorden 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Signaalwoorden 

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden opsomming
  • De meest bekende signaalwoorden voor een opsomming zijn:
  • Eerst 
  • Vervolgens
  • Daarna
  • Ten slotte
  • Ook
  • Zoals... als

Slide 2 - Slide

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 3 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 4 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden die een opsomming weergeven.
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals

Slide 5 - Quiz

Signaalwoorden...
A
Geven aan wat iemand DOET in een zin
B
Geven aan welke RELATIE zinnen met elkaar hebben

Slide 6 - Quiz

Een opsommend tekstverband
A
geeft een conclusie
B
noemt twee of meer tekstdelen in volgorde
C
geeft een samenvatting

Slide 7 - Quiz

Lees onderstaande tekst. Uit hoeveel opsommingen bestaat onderstaande tekst.

Nadia moet nog zoveel doen. Ten eerste heeft ze een enorme berg huiswerk. Ten tweede moet ze van haar moeder vandaag haar kamer opruimen. Ten derde wil de hond nog graag een rondje met haar lopen en ten slotte gaat ze haar penvriendin in Canada een brief schrijven.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Welke 4 opsommende signaalwoorden staan er in onderstaande tekst? Schrijf ze onder elkaar op.

Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. Ten slotte heeft hij nog een allerbeste vriend: Jay.

Slide 9 - Open question

Lees onderstaande tekst. Schrijf de opsommende signaalwoorden onder elkaar op.


Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Slide 10 - Open question

Lees onderstaande tekst. Schrijf op waar de opsomming over gaat.


Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Slide 11 - Open question

Signaalwoorden...
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 12 - Quiz

Synoniemen zijn .....
A
verschillende woorden met dezelfde betekenis
B
dezelfde woorden met een andere betekenis

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 14 - Quiz

Synoniem voor:
afbeeldingen
A
computer
B
plaatje
C
tafel
D
bal

Slide 15 - Quiz

Wat is een synoniem?
A
bank - bank
B
oma - grootmoeder
C
voetbalschoen
D
sterk - zwak

Slide 16 - Quiz

Tegenstelling
Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

Voorbeelden:
Donker- licht
Duur- goedkoop
Begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 17 - Slide


Het tegenovergestelde van correct is...
A
goed
B
fout
C
antwoord
D
volgende vraag

Slide 18 - Quiz

De situatie op de weg is helemaal niet veilig. Het is heel gevaarlijk.
Het tegenovergestelde van veilig is...
A
veilig
B
gevaarlijk
C
de situatie
D
de weg

Slide 19 - Quiz

Zelfstandig aan het werk
  • Test jezelf online 2.3 Lezen

  •  2.4 Schrijven: Opdracht 1 en 2 (niet 1e, 2e en 2f).

  •  Kijk op Magister 13 december, Nederlands: Ben je goed voorbereid voor de toets? Welke onderdelen vond je lastig bij Test Jezelf Online?
Nee -> Leer de leerteksten. Kijk naar de uitleg filmpjes.
Ja -> Je mag iets voor jezelf doen. 


Slide 20 - Slide