Dag 5 - 2D

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

nieuwsgierig
  • alles willen weten
  • interesse hebben in iets

  • Zin: Die jongen is heel nieuwsgierig, want hij wil altijd alles van ons weten.
  • Zin: Ik ben heel nieuwsgierig naar het resultaat van mijn toets.

Slide 2 - Slide

de verkering
  • het langere contact tussen twee mensen die verliefd zijn 
  • verkering hebben
  • ww: ik heb verkering, ik had verkering, ik heb verkering gehad
  • zin: Mijn vriend en ik hebben nogal lang verkering. 
  • zin: Bij haar duurt de verkering nooit zo lang, haar verliefdheid gaat snel voorbij. 

Slide 3 - Slide

verliefd
  • gek gevoel in je buik
  • de hele tijd aan iemand denken
  • iemand heel erg leuk vinden
  • Zin: Ik ben nog nooit verliefd geweest op iemand.
  • Zin: Hij is denk ik verliefd op mij, want hij maakt de hele dag grappen met mij.

Slide 4 - Slide

zacht
  • voelt heel lekker aan
  • niet hard maar zacht
  • Zin: Hij heeft een zacht karakter want hij is altijd heel erg vriendelijk.
  • Zin:  Mijn dekbed is heel lekker zacht.
  • Zin: Dat meisje zoent echt heel lekker zacht! 

Slide 5 - Slide

accepteren
  • iets geloven
  • iets goed vinden

  • Zin: Ik accepteer het als hij mijn spullen vergeet.
  • Zin: Mijn docent accepteert het als ik mijn toets niet zo goed maak.

Slide 6 - Slide

emotioneel
  • veel gevoel tegelijk hebben
  • huilen - boos zijn
  • Zin: Ik ben ontzettend emotioneel als ik een verdrietige film zie.
  • Zin: Die jongens reageren heel emotioneel op een grapje van haar, omdat ze de grap niet snapten.

Slide 7 - Slide

Verkering is een relatie tussen
A
twee mensen die met elkaar werken.
B
twee mensen die verliefd zijn.
C
twee mensen die een financiële relatie hebben.
D
twee mensen die familie van elkaar zijn.

Slide 8 - Quiz

Wat is nieuwsgierig?
A
Iemand die heel rijk is en al zijn geld voor zichzelf houdt.
B
Alles overal over willen weten.
C
Heel emotioneel reageren op een grap.
D
Iemand die verkering heeft en die heel emotioneel is.

Slide 9 - Quiz

Emotioneel betekent:
A
dat je heel heftig reageert als iemand een grap maakt of er iets vervelends is.
B
dat je heel serieus je toets maakt.
C
dat je iemand heel aantrekkelijk vindt.
D
dat je moet huilen als er iets heel verdrietig is.

Slide 10 - Quiz

Waar klopt:
zacht?
A
Ik ben een vriendelijk en zacht mens.
B
Ik slaap op een zacht kussen.
C
Hij zoent heel zachtjes.
D
Hij raakt mij zacht aan.

Slide 11 - Quiz

Waar gaat het over:
accepteren?
A
Hij vindt het altijd goed als ik zijn fiets niet direct terugbreng.
B
Mijn moeder laat mij altijd in bed liggen terwijl ik naar school moet.
C
Dat meisje is boos op mij als ik het juist heel goed doe.
D
Ik vind het niet erg als iemand koffie over mij heen gooit.

Slide 12 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Hij zegt verkering aan haar.
B
Ik wil graag verkering aan haar.
C
Wil je verkering met mij?
D
Ze vraagt verkering tegen hem.

Slide 13 - Quiz