Onrust in 1848

2.3 Onrust in 1848
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.3 Onrust in 1848

Slide 1 - Slide

Centrale vraag

Wat veranderde er in het Nederlandse bestuur na de grondwet van 1848?
Aantekeningen maken in steekwoorden

Slide 2 - Slide

Planning
  • Leerdoelen
  • Liberalisme
  • Revolutiejaar 1848
  • Koning Willem II en Thorbecke
  • Grondwet 1815 en 1848
  • Bespreken opdrachten
Als we iets willen vragen, steken we onze hand op

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat het liberalisme inhoudt.
  • Je begrijpt wat voor invloed het liberalisme had op de onrust in 1848.
  • Je kan de verschillen herkennen tussen de grondwet van 1815 en 1848.

Slide 4 - Slide

Liberalisme
  • Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.
  • Oprichter van deze stroming was John Locke.
  • Grondrechten horen vastgelegd te zijn in de grondwet.
  • Scheiding van kerk en staat.

Slide 5 - Slide

Revolutiejaar 1848
  • Revolutie: plotselinge veranderingen met grote gevolgen
  • 1848 was een jaar met veel revoluties in Europa.
  • Het begon in Sicilië en erna in Frankrijk en daarna heel Europa.
  • Doel: Liberale ideeën vast leggen in het bestuur.

Slide 6 - Slide

Koning Willem II
Thorbecke

Slide 7 - Slide

Grondwet 1815
  • Eerste Kamer: leden werden benoemd door de koning.

  • Tweede Kamer: leden werden gekozen door kleine groep rijke burgers.

  • Ministers: werden benoemd en ontslagen door de koning.
Grondwet 1848
  • Eerste Kamer: leden werden indirect gekozen door kleine groep rijke burgers.
  • Tweede Kamer: leden werden gekozen door kleine groep rijke burgers.

  • Ministers: werden benoemd en ontslagen door het parlement.

Slide 8 - Slide

Grondrechten
  • Vrijheid van onderwijs

  • Vrijheid van vereniging en vergadering.

  • Vrijheid van drukpers 

Slide 9 - Slide

Zelf aan de slag
  • Bladzijde 36 en 37
  • Maken opdrachten 1 t/m 9
  •  10:40 gaan we de opdrachten bespreken.


Slide 10 - Slide

Wat is een revolutie?
A
Geleidelijke veranderingen met weinig gevolgen.
B
Plotselinge veranderingen met weinig gevolgen.
C
Geleidelijke veranderingen met grote gevolgen.
D
Plotselinge veranderingen met grote gevolgen.

Slide 11 - Quiz

Wat houdt het liberalisme in?
A
Stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers.
B
Stroming die opkomt voor zo veel mogelijk vrijheid voor de adel.
C
Stroming waarbij de koning zoveel mogeijk macht krijgt.
D
Stroming die opkomt voor gelijke rechten voor vrouwen.

Slide 12 - Quiz

Na de grondwet van 1848 werden leden van de Eerste Kamer...
A
Indirect gekozen door rijke burgers.
B
Direct gekozen door rijke burgers.
C
Indirect gekozen door alle burgers.
D
Direct gekozen door rijke burgers.

Slide 13 - Quiz

Welk grondrecht hoort niet bij de grondwet van 1848?
A
Vrijheid van onderwijs.
B
Vrijheid van drukpers
C
Vrijheid van vergadering en vereniging.
D
Godsdienstvrijheid.

Slide 14 - Quiz

Centrale vraag

Wat veranderde er in het Nederlandse bestuur na de grondwet van 1848?

Slide 15 - Slide