Wat weet ik nog van de ww op er-ir-re in verschillende tijden? ww op ER

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Wat weet ik nog van de ww op er-ir-re in verschillende tijden? Deel 1: ww op er.

ww op er in de présent

bv: ik kijk

Les verbes en -ER

L'indicatif présent des verbes en -ER 

Le radical du verbe (infinitif moins – ER) + les terminaisons :

-e	Je regard e
-es	Tu regard es
-e	Il/Elle/On regard e
-ons	Nous regard ons
-ez	Vous regard ez
-ent	Ils/Elles regard ent

Le présent
Hoe maak je de présent van een werkwoord op -er?

1. stam van het ww + e, es, e, ons, ez, ent
2. hele ww + ais,ais,ait,ions,iez,aient
3. hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
4. avoir/être + volt.dw

Présent:

uitgangen bij de regelmatige werkwoorden op -er

Sleep de juiste uitgang naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

ons

ent

e

ez

e

es

Je ... (visiter, présent)

1. visite
2. visites
3. visiter
4. visité

Vous ... (regarder, présent)

1. regardons
2. regardez
3. regardent
4. regardes

ww op er in de passé composé

bv: ik heb gekeken

Passé composé

Persoonlijk vnw	avoir	voltooid dlw
J' (ik)	ai	parlé
Tu (jij)	as	parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)	a	parlé
nous (wij)	avons	parlé
Vous (jullie/u)	avez	parlé
Ils/elles (zij)	ont	parlé

Ik heb gepraat

passé composé 

Passé composé? 

Wat is de passé composé?

1. De tegenwoordige tijd (ik dans)
2. De verleden tijd (ik danste)
3. De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
4. De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Passé composé

Manger	j'ai
Parler	tu as
Danser	il a
Jouer	on a
Aimer	nous avons

mangé

parlé

Dansé

joué

aimé

tu (manger = eten, passé composé)

passé composé

1. as mangé
2. a mangé
3. est mangé
4. es mangé

Elles (aller = gaan, passé composé)

passé composé

1. sont allée
2. sont allé
3. sont allés
4. sont allées

ww op er in de futur

bv: ik zal kijken

Le futur 

Het hele werkwoord + uitgang:

Uitgang futur:

ai

as

a

ons

ez

ont

Wat is de futur?

Grammaire 'futur'

1. tegenwoordige tijd
2. voltooide tijd
3. toekomende tijd
4. verleden tijd

Futur =

Grammaire 'futur'

1. Hele werkwoord + uitgangen avoir
2. Hele werkwoord + uitgangen imparfait

Wat zijn de uitgangen van de futur?

Grammaire 'futur'

1. ai, as, a, ons, ez, ont
2. e, es, e, ons, ez, ent
3. ais, ais, ait, ions, iez, aient

Je ________ (danser -futur)

Grammaire 'futur'

1. danse
2. danserai
3. dansais
4. ai dansé

elles ________ (aimer -futur)

Grammaire 'futur'

1. aiment
2. aimera
3. aimeront
4. aimont

extra oefenen via verbuga.eu

kies de présent in kolom 1

en een aantal ww op er in kolom 3: regarder, aimer, danser