spelling havo 4


1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Slide 1 - Slide

werkwoordspelling
leg uit waarom je iets op een bepaalde manier schrijft
weglatingsstreepje
accenten                      
afkortingen
tussen - N
hoofdletters en leestekens
moeilijke woorden
signaalwoorden en verbanden
argumenten

Slide 2 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 3 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 4 - Quiz

Vooraf: vind je werkwoordspelling:
A
heel gemakkelijk
B
gemakkelijk
C
moeilijk
D
heel moeilijk

Slide 5 - Quiz

WERKWOORDSPELLING

Slide 6 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 


Slide 9 - Slide

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

Samengestelde woorden. Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 10 - Slide

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten


Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair

Slide 11 - Slide

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 12 - Open question

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 13 - Slide

Theorie (koppelteken)
Koppeltekens gebruiken we:
- om leesfouten te vermijden
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen
- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
- bij cijfers, letters en andere tekens
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

Slide 14 - Slide

Vervolg theorie (koppelteken)
- bij dubbele achternamen
Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters- van de Hoek
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president
- in de combinatie 'niet + een ZN'
niet-roker, niet-alledaags
- tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding, hang-en-sluitwerk

Slide 15 - Slide

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 16 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 18 - Quiz

Aanhalingstekens


Als je iemands woorden letterlijk weergeeft, heet dat een citaat. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 

Dit soort citaten staan veel in boeken. 


Dit is dus anders dan citeren bij een toets. 


Slide 19 - Slide

Uitleg: citeren 
  1. Zet voor het citaat een : (dubbele punt)
  2. Begin het citaat met een hoofdletter 
  3. Eindig het citaat met een .  ? !  (punt, vraag- of uitroepteken)
4. Zet het citaat tussen '   ' (aanhalingstekens)
vb. Jelte vroeg: 'Kunt u mij wat informatie geven?'

Slide 20 - Slide

Zo kan het ook:
'Mag ik drie koffie, alstublieft?' vroeg de oudere dame. 
1: begin met een hoofdletter
2: eindig met een leesteken
3: zet het citaat tussen aanhalingstekens 

Slide 21 - Slide

Nog een variatie:
' Wacht '  ,  riep de man,  ' niet zo snel! '

Slide 22 - Slide

Verander de zin in een citaat. Zet het citaat voorop.

De filmregisseur riep dat de scène fantastisch werd.

Slide 23 - Open question

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt


De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:

Wat wordt dan het verschil in de betekenis?

Slide 24 - Slide

Zorg dat Mike praat in de zin: Mike vroeg Vera heb je de toets gemaakt

Slide 25 - Open question

Zorg dat Vera praat in de zin: Mike vroeg Vera heb je de toets gemaakt

Slide 26 - Open question

In de zin is er iets mis met de leestekens. Welke fout zie je?
Elke keer als Tom een ijsje te snel eet krijgt hij last van zijn tanden.
A
De zin moet eindigen op een vraagteken.
B
De zin moet beginnen met een kleine letter.
C
Tussen eet en krijgt hoort een komma.
D
Voor eet moet een komma.

Slide 27 - Quiz

meer oefenen?
www.cambiumned.nl 

Slide 28 - Slide

Leg uit waarom zonnebril zonder tussen-N is geschreven

Slide 29 - Open question

Alle(n), beide(n), enkele(n)
Bij de keuze tussen alle en allen zijn twee dingen van belang:

1. Verwijst het woord naar personen of naar zaken?
2. Is het woord zelfstandig gebruikt of niet?

Slide 30 - Slide

gerst, rijst, tarwe
Deze woorden hebben geen meervoud dus bij samenstellingen geen tussen -n-
Gerstenat - rijstepap - tarwebloem

Slide 31 - Slide

Samenstellingen

Samenstellingen schrijf je aan elkaar.

hond + hok = hondenhok
groente + soep = groentesoep

Wanneer komt er een N tussen en wanneer niet?

Slide 32 - Slide

Samenstellingen
Samenstelling zijn twee of meer woorden aan elkaar.
Soms een tussen -n, tussen -s of een streepje.
Tussen-n: Als het eerste deel een znw is met meervoud op -en.
fietsenhok, kersentaart

Slide 33 - Slide

Tussen-n

! Is het eerste deel van het woord geen zn?
Dan schrijf je geen tussen-n: hogeschool, blindedarm


! Heeft het woord geen meervoud?
Dan schrijf je geen tussen-n: rijstepap, tarwebrood

Slide 34 - Slide

2. MEERVOUD op -'s
Schrijf je als je een fout bij de uitspraak kunt maken.

wc + 's = wc's

accu+ 's = accu's

lama + 's = lama's

baby + 's = baby's

Meervoud met 's bij afkortingen en woorden die eindigen op: i, o, u, a, y

Slide 35 - Slide

Om uitspraakproblemen te voorkomen 's!
  • Bij afkortingen: vwo's, cao's & cd's
  • In woorden die eindigen op: a, i, o, u en y: bikini's, piano's, accu's, lama's, hobby's
  • UITZONDERINGEN: etuis, bureaus, cowboys, jockeys, essays (geen uitspraakprobleem)

Slide 36 - Slide

Wat weet je over signaalwoorden?

Slide 37 - Mind map

Slide 38 - Video

Wat is juist?
A
Prettige Kerstdagen
B
Heel fijne kerstvakantie
C
hele fijne kerstvakantie
D
Alvast Happy New Year

Slide 39 - Quiz