Voorzetsels en naamvallen

Welke voorzetsels hebben een vaste 4e naamval?
1 / 16
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welke voorzetsels hebben een vaste 4e naamval?

Slide 1 - Mind map

Welke voorzetsels hebben een vaste 3e naamval?

Slide 2 - Mind map

Wat zijn wisselvoorzetsels?

Slide 3 - Mind map

ml
oz
vl
mv
1e
der
das
die
die
2e
des -s
des -s
der
der
3e
dem
dem
der
den -n
4e
den
das
die
die
der-Gruppe

Slide 4 - Slide

der-Gruppe woorden
dies-
all-
jed-
manch-
solch-
welch-

Slide 5 - Slide

ml
oz
vl
mv
1e
ein
ein
eine
eine
2e
eines -s
eines -s
einer
einer
3e
einem
einem
einer
einen -n
4e
einen
ein
eine
eine
ein-Gruppe

Slide 6 - Slide

ein-Gruppe woorden
bezittelijk voornaamwoorden:
mein-, dein-, sein-, ihr-, unser-, euer-, Ihr-, ihr-
kein-

Slide 7 - Slide

Hoe werken wisselvoorzetsels?

Slide 8 - Open question

3e naamval
4e naamval
Der Ball rollt unter den Schrank
Ich warte auf den Bus
Das Auto steht hinter dem Haus
Ich parke das Auto hinter das Haus
Wir reden über meinen Bruder

Slide 9 - Drag question

Maak een zin met een 3e naamvalsvoorzetsel

Slide 10 - Mind map

Maak een zin met een 4e naamvalsvoorzetsel

Slide 11 - Mind map

Welke voorzetsels hebben een 3e naamval
A
für-neben
B
von-aus
C
an-über
D
bei-durch

Slide 12 - Quiz

Welke voorzetsels zijn wisselvoorzetsels?
A
an-seit
B
vor-über
C
für-neben
D
nach-unter

Slide 13 - Quiz

Welke voorzetsels horen bij de 4e naamval?
A
für-durch
B
über-auf
C
aus-bei
D
mit-seit

Slide 14 - Quiz

Welke vraag wil je de docent stellen over de naamvallen?

Slide 15 - Mind map

Opdracht
Maak voorbeeldzinnen die passen bij de video-opdracht van Kapitel 7
Zet deze in een word-document of bij jee aantekeningen in Magister.

Slide 16 - Slide