Les 30 Sterke werkwoorden in de verleden tijd

Les 29, opdracht 1 t/m 11 nakijken

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 29, opdracht 1 t/m 11 nakijken

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 1 - Slide

Gisteren (bevrijden) de brandweer vier mensen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Verstappen liep een gridstraf op in Qatar.

Slide 4 - Slide

Hij dacht daar te kunnen winnen van Lewis Hamilton.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Wat is het hele werkwoord in de tegenwoordige en de verleden tijd?

Slide 11 - Slide

Gisteren lazen Sint en Piet de ellenlange verlanglijstjes van de leerlingen uit 1C.

Slide 12 - Slide

Piet liep vlug over het dak met een grote zak met lijstjes op zijn rug.

Slide 13 - Slide

Sint besloot nog even te wachten met het kopen van cadeautjes voor deze kinderen.

Slide 14 - Slide

De Pieten zochten eerst de klas eens op om te zien hoe braaf deze kinderen waren.

Slide 15 - Slide

Vul de juiste vorm van de verleden tijd van het werkwoord in.

Slide 16 - Slide

Sint ... van het dak van de school toen hij op zoek was naar de klas. (vallen)

Slide 17 - Slide

De ambulance ... snel met Sint naar het ziekenhuis. (rijden)

Slide 18 - Slide

Vanuit het ziekenhuis ... Sint een brief naar de Pieten over 1C. (schrijven)

Slide 19 - Slide

Hij ... de Pieten om bij die altijd lieve en hardwerkende kinderen iets lekkers te bezorgen. (vragen) 

Slide 20 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 30, opdracht 1 t/m 11
Hoe?
Lees de opdrachten en probeer de antwoorden te vinden
Klaar?
Lezen in je leesboek.
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 21 - Slide