Communicatie - H20 deel 1 en 2 Begeleiden crisis situaties

Communicatie 
Hoofdstuk 20 -1
Begeleiden bij reacties op een crisis. 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Communicatie 
Hoofdstuk 20 -1
Begeleiden bij reacties op een crisis. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Korte terugblik hoofdstuk 19

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt er bedoelt met een trauma

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Er zijn drie kenmerken van een trauma, welke uitleg hoort bij welk begrip?
Veelvuldige herbeleving
Vermijdingsreactie
Verhoogde waakzaamheid
Iemand heeft last van nachtmerries en is daardoor bang om te gaan slapen
Iemand wil niet meer aan het trauma herinnert worden door de plek of betrokken mensen
Iemand kan zich niet ontspannen, is prikkelbaar en heeft last van overdreven schrikreacties

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Welk begrip hoort op de puntjes?

........ is afhankelijk van hoe iemand omgaat met veranderingen en tegenslagen en is sterk afhankelijk van je persoonlijkheid
A
Draagkracht
B
Draaglast

Slide 5 - Quiz

Draaglast is de hoeveelheid druk die iemand ervaart, draagkracht is hoe diegene daarmee omgaat
Als beroepskracht MZ is het belangrijk om adequaat in te gaan op de emoties van cliënten, welke reden klopt niet?
A
Om te voorkomen dat ze elkaar 'emotioneel besmetten'
B
Je voorkomt dat cliënten er langdurig last van houden
C
Je wil niet dat cliënten er onderling over praten
D
Je helpt cliënten emoties een plek te geven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen hoofdstuk 20
Je herkent reacties van cliënten op ingrijpende gebeurtenissen
Je herkent reacties direct na een crisissituatie
Je herkent reacties op de lange termijn
Je kent het belang van rituelen en symbolen
Je kunt je eigen emoties hanteren als beroepskracht

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Onderwerpen begeleiden bij reacties op een crisis

  • reacties op ingrijpende gebeurtenissen; 
  • tekenen die duiden op spanning, stress, burn-out of depressie;
  • verdedigingsmechanismen;

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Begeleiden bij reacties op een crisis. 
Wanneer cliënten voor een nare of moeilijke situatie staan is het jouw taak als beroepskracht hen daarin te ondersteunen. 

Maar hoe doe je dat?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Reacties van cliënten op crisissituaties
Reactie op korte termijn: 
  • lichamelijke tekenen van spanning of stress
  • heftige angstreacties
  • plotselinge verwardheid
  • onredelijke boosheid

Reactie op lange termijn. 
  • Na een crisissituatie hebben mensen tijd nodig. Hoe lang? Dat verschilt. De ene cliënt is na een jaar over de grootste klap heen, de ander na drie naar nog steeds niet. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Stress
= reactie van het lichaam 
 
   Gezonde stress: helpt je te presenteren, maakt alert, zorgt voor  
    concentratie en efficiënt werken

    Ongezonde stress: lichamelijke reacties - merk je soms pas achteraf
     Stress --> burn out

Omgaan met cliënten met stress: erkennen probleem - loskomen stress

Slide 12 - Slide

Lichamelijke reacties bij ongezonde stress: opgejaagd gevoel, hartkloppingen, verlies van eetlust, concentratieproblemen en slaapproblemen 

Stress - burn out: niet zomaar, langdurige belasting - zowel lichamelijk als emotioneel uitgeput zijn. Iemand met burn out sluit zich af voor contacten, heeft geen energie meer en kans om depressief te raken. 
Omgaan met cliënten met stress
De cliënt helpen de stress onder ogen te zien, bevraag en vertel wat opvalt.
Help de cliënt los te komen van de stress, denk aan ontspanningsoefeningen, yoga, sporten. De energie kan eruit. Zorg wel voor rust na het bewegen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Heftige angstgevoelens
Angstgevoelens weerhouden je ervan om al te risicovolle dingen te doen, dus het is soms goed om bang te zijn. Nervositeit versus paniek.

Reële angst: Er is een duidelijke relatie tussen een angstwekkende gebeurtenis en je angstgevoelens (bijv. niet in de auto stappen bij een dronken bestuurder).

Niet-reële angst: Angststoornis (zoals fobie of paniekstoornis) Psychische aandoening waarbij de angst geen reële basis heeft en de betrokkenen sociale problemen door de angst ondervindt.


Slide 14 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Omgaan met heftige angstgevoelens


  • Onderschat heftige angstgevoelens nooit!
  • Is een cliënt bang, laat hem dan niet alleen. Jouw aanwezigheid werkt steunend en geruststellend.
  • Toon begrip, maar geef niet alle aandacht aan de angst (dit kan versterkend werken, de cliënt blijft dan gericht op zijn angst). 
  • Leidt de cliënt af.
  • Steun de cliënt in wie hij is en wat hij doet, hierdoor versterk je zijn gevoel van eigenwaarde.
  • Ga niet doen wat de cliënt zelf vermijd.



https://npo.nl/start/serie/doe-even-normaal/seizoen-1/angst/afspelen (plak/knip)





Slide 15 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Aan de slag
Digitale leeromgeving
Thema 9
Hoofdstuk: 20
Opdracht 1 t/m 4

Slide 16 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Communicatie 
Hoofdstuk 20 - 2
Begeleiden bij reacties op een crisis. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Korte terugblik vorige les
  • Reacties van cliënten op lange en korte termijn
  • Stress en omgaan met stress
  • Angstgevoelen en omgaan met angstgevoelen

Slide 18 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Lesdoelen hoofdstuk 20
Je herkent reacties van cliënten op ingrijpende gebeurtenissen
Je herkent reacties direct na een crisissituatie
Je herkent reacties op de lange termijn
Je kent het belang van rituelen en symbolen
Je kunt je eigen emoties hanteren als beroepskracht

Slide 19 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Plotselinge verwardheid
Sommige cliënten reageren op een crisissituatie met een zeer ernstige verwardheid waardoor ze de werkelijkheid anders gaan ervaren (stemmen horen bijv.).

Gevolg kan zijn dat de betrokkene de regie over zijn eigen leven kwijtraakt, het eigen huis vervuilt, dat rekeningen blijven liggen etc. 

Op lange termijn kan dit betekenen dat de betrokkene dakloos raakt.

Een crisissituatie kan een al bestaande verwardheid verergeren (dementie bijv.).


Slide 20 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Omgaan met plotseling verwarde cliënten
  • Wees alert of de zelfzorg nog voldoet en let erop dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan.
  • Zorg dat de cliënt zo min mogelijk prikkels krijgt door bijvoorbeeld herkenningspunten te bieden, zoals een klok of een kalender.

  • Blijf zelf rustig, vriendelijk en geduldig.



Slide 21 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Onredelijke boosheid
Een crisissituatie geeft mensen het gevoel dat ze bedreigd worden, ze hebben het gevoel dat ze de controle kwijt zijn. Dat kan het gevoel geven dat ze gefaald hebben. 
Boosheid en agressie kunnen het gevolg zijn.


Wanneer een cliënt bij een crisis boos reageert, is er sprake van verplaatste agressie. 
De agressie wordt veroorzaakt door wat er is gebeurt, maar verplaatst zich naar iets (bijv. vernielen van eigendommen) of iemand anders. 

Automutilatie (zelfbeschadiging) is ook een voorbeeld.

Slide 22 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Omgaan met cliënten die om een 
onredelijke reden boos zijn
  • Spreek de cliënt aan op zijn gedrag. Doe dit als hij aanspreekbaar is!
  • Zeg wat het gedrag met je doet.
  • Gebruik de ik-boodschap.
  • Maak het niet groter dan het is, roep niet onnodig schuldgevoelens op.
  • Eis geen excuses.
  • Veel hangt af van hoe onredelijk boos de cliënt is 

Slide 23 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Verdedigingsmechanismen
= bepaalde tactiek die mensen onbewust gebruiken om zichzelf staande te houden en angst of nare gevoelens op afstand te houden.

  • Ontkenning en verdringing`-> het kan niet waar zijn 
  • Vluchtgedrag, regressie en rationalisatie ->Letterlijk / figuurlijk  -> alcohol e.o. drugs
  • Projectie -> niet jij bent schuldig maar iemand anders. 
  • Reactievorming -> overschreeuwen (iemand denkt dat hij god is)
  • compenseren -> nare gevoelens weg eten.

Slide 24 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten. 
Omgaan met cliënten met verdedigingsmechanismen
Iemand wil zich afsluiten van bedreiging of gevoelens, er kan niet anders gereageerd worden. Heb niet als doel om cliënt zo snel mogelijk de werkelijkheid onder ogen te laten zien, dit komt wel na verloop van tijd!

Wat moet je doen?
  • Verdedigingsmechanismen niet versterken
  • Laat de cliënt het tempo bepalen
  • Rem emoties niet af
  • Inschakelen van deskundige psychische hulp

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Reacties op de lange termijn
Niet bij iedere cliënt verloopt het proces hetzelfde!
Reacties/gevoelens die voorkomen: 
verdoving 
woede 
verdriet 
wanhoop 
schuldgevoelens, depressieve reacties etc.!


Vastlopen verwerkingsproces: Onverwerkte trauma’s; verdringing, PTSS, andere psychiatrische stoornissen (verslaving, paniekstoornissen, eetstoornissen), psychose, dak- en thuisloosheid.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Reacties op het verwerkingsproces
Na een crisissituatie moet iemand op zoek naar andere zekerheden, dat kost tijd. Als gevolg van verlies kunnen er identiteitsproblemen ontstaan. Wat kan ik nog? Wat ben ik nog waard?

Reacties:
Overweldigende emoties:  Iedere cliënt kan dit anders uiten. Het is belangrijk dat de cliënt dit soort gevoelens mag hebben en uiten zonder oordeel van de ander. 
Staat van verdoving: Dit is een vorm van ontkenning. Er is geen echt contact meer met  gevoelens. Er is leegte. Geef de cliënt tijd om aan de waarheid te wennen  en laat hem vertellen over het moment dat alles anders werd, dat maakt het reëler.
Schuldgevoelens:  Mensen zijn vaak geneigd de schuld bij zichzelf te zoeken. Soms is het reëel, veel vaker is het niet reëel.  Neem de schuldgevoelens serieus, vraag door zodat de cliënt daarvan kan loskomen. Soms heeft de cliënt deskundige hulp nodig.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De cliënt helpen bij de verwerking
  • Neem een afwachtende en luisterende houding aan. Iedere cliënt reageert namelijk anders, laat het gebeuren.
  • Zorg ervoor dat je er voor de cliënt bent. Aanwezig zijn kan voldoende zijn of geef fysieke steun. Dit kan gevoelens van verdriet en eenzaamheid verlichten.
  • Geef ruimte aan de cliënt om zijn emoties te uiten. Praat gevoelens niet weg. Laat de cliënt aan het woord en luister.
  • Draag geen oplossingen aan De cliënt kan het gevoel krijgen dat hij bepaalde emoties niet mag hebben.
  • Blijf af en toe praten over het verdriet. Dit helpt bij het verwerken.
  • Vraag de cliënt wat hij van jou wil of verlangt. 


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Rituelen en symbolen
Ritueel: Vaste manier van handelen in een bepaalde situatie. Voorbeeld?

Symbool: Een teken, afbeelding of voorwerp dat een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Voorbeeld?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welke rituelen ken je uit je eigen omgeving?

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Rituelen en symbolen
Rituelen en symbolen helpen mensen bij een verwerkingsproces, ze geven houvast. In een periode dat alle zekerheden wegvallen, is dat een grote steun. Tevens zijn ze ook een bevestiging van de nare waarheid. Wie kan mij dit uitleggen?

Help cliënten hun eigen rituelen en symbolen te bedenken als ze dat niet hebben. Rituelen en symbolen helpen mensen de waarheid te accepteren en ermee om te gaan.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Omgaan met eigen emoties
Een crisissituatie roept ook emoties bij jezelf op. Het is belangrijk dit te erkennen! Het is belangrijk dat je met je eigen emoties kunt omgaan en dat je eigen ‘trauma’s hebt verwerkt, pas dan kun je er helemaal zijn voor de cliënt.

Durf na te denken over belangrijke thema’s in het leven, zoals afscheid nemen, rouwen en doodgaan. Als je hier niet over hebt nagedacht, kun je - - goedbedoeld - verkeerde dingen zeggen of doen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Digitale leeromgeving
Thema 9
Hoofdstuk: 20
Opdracht 5 t/m 10 + opdracht 1A/1B niv. 4

Slide 33 - Slide

Ontkenning: ontkennen van de genoemde feiten, werkelijkheid is niet te bevatten
Verdringing: betrokkene weet wel dat het waar is maar wil het ontkennen/verdringen
Vluchtgedrag: letterlijk weglopen/rennen maar ook vluchten in alcohol/drugs/andere verslavingen.
Regressie: terugvallen in eerdere ontwikkelingsfase (zoals kindertijd)
Rationalisatie: gevoelens op afstand houden met verstandelijke argumenten.
Projectie: eigenschappen of gevoelens die jij hebt schrijf je naar een ander toe
Reactievorming: overschreeuwen van bestaande gevoel met tegenovergesteld gevoel, overdreven blij. 
Compenseren: iets leuks/prettig tegenover het nare zetten, bijvoorbeeld eten.