2024-04-04 B1J Latijn

Leerdoelen

  • Ik ken minimaal vijf nieuwe woorden
  • Ik kan zinnen met een nom/acc vertalen


Weektaak

  • leren: alle (vette) W les 1 (TB 23)
  • leren: T 1, r. 13-15
  • leren: gr. 1.1 en 1.2 (HB 64 + 66)


    Vrijdag 12/4: toets Latijn
    Woensdag 10/4: ouderavond
    1 / 14
    next
    Slide 1: Slide
    LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

    This lesson contains 14 slides, with text slides.

    time-iconLesson duration is: 45 min

    Items in this lesson

    Leerdoelen

    • Ik ken minimaal vijf nieuwe woorden
    • Ik kan zinnen met een nom/acc vertalen


    Weektaak

    • leren: alle (vette) W les 1 (TB 23)
    • leren: T 1, r. 13-15
    • leren: gr. 1.1 en 1.2 (HB 64 + 66)


      Vrijdag 12/4: toets Latijn
      Woensdag 10/4: ouderavond

      Slide 1 - Slide

      Slide 2 - Slide

      Begintaak


      Zeg het hele rijtje van femina op.
      Zeg het hele rijtje van servus op
      Naamval en getal?

      ianuam     annus     filiae

           dominos     oculum

      terra     amici     ancillas

      Slide 3 - Slide

      Pak je schrift en schrijf de volgende zinnetjes goed over.
      Laat vier regels tussen de zinnen vrij.

      1. Caprae taurum timent.
      2. Iupiter deus est.
      3. Feminas pueri vident.
      4. Puella ad servos venit.
      5. Filii matrem vocant.
      6. Dei cives protegunt.

      Slide 4 - Slide

      Onderstreep in de zinnen de pv.
      Onderstippel in de zinnen het ond.
      Vertaal de zinnen.

      1. Caprae taurum timent.  [capra = geit; taurus = stier]
      2. Iupiter deus est.              [deus = god]
      3. Feminas pueri vident.    [femina = vrouw]
      4. Puella ad servos venit. [puella = meisje]
      5. Filii matrem vocant.       [filius = zoon; mater = moeder]
      6. Dei cives protegunt.       [deus = god; civis = burger]

      Slide 5 - Slide

      Noteer
      • naamval en getal
      • functie van de naamval van
      zin 1: taurum
      zin 2: deus
      zin 3: pueri
      zin 4: servos
      zin 5: matrem
      zin 6: deus en cives
      Wat zijn de mogelijke antwoorden bij
      • naamval
      • getal
      • functie naamval

      Slide 6 - Slide

      Toets voorbereiden - hoe doe je dat?
      Stof:
      •    W les 1
      •    T 1
      •    gramm. 1.1-1.2 (HB 64, 66)
      •    cultuur: TB blz. 20-21-22

      Toetsmatrijs: wat heb je daar aan?

      Slide 7 - Slide

      I. Uitgangen [3] - Je moet op grond van de uitgang kunnen bepalen wat voor soort woord een Latijns woord is (werkwoord / znw / rest).
      Bijvoorbeeld: ambulant

      II. Grammatica-theorie [4] - Je moet een paar theorievragen over de grammatica beantwoorden.
      Bijvoorbeeld: Noteer de uitgang van de 3e p. mv.

      III. Noteer het hele rijtje van [4] - Je moet de verbuiging van twee Latijnse woorden noteren.
      Bijvoorbeeld van ianua (= deur, gaat net zoals femina)

      Slide 8 - Slide

      IV. Wie ziet wie [6] - [amicus = vriend / amica = vriendin]
      Je krijgt drie zinnetjes te vertalen.
      Bijvoorbeeld: Amicae amicum vident.

      V. Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen eronder. Je hoeft deze tekst NIET te vertalen! [4]
      Je krijgt inhoudelijke en grammaticale vragen over een gedeelte van Tekst 1 (Flumen).
      Bijvoorbeeld:
      •    Noteer naamval (nom/acc) en getal (ev/mv) van ….
      •    Noteer de naam van de persoon die wordt aangeduid met …. in regel …

      Slide 9 - Slide

      VI. Vertaal het volgende tekstje in correct Nederlands. [13]
      Je krijgt een Latijns tekstje te vertalen. De basiswoorden (vetgedrukt) van les 1 worden bekend verondersteld. Andere woorden worden opgegeven.


      VII. Cultuur [6] - Je krijgt een aantal vragen over de cultuurpagina’s (blz 20-21-22).
      Bijvoorbeeld:
      Hoe heette het grote plein in het centrum van Rome?

      Totaal 40 pt.

      Slide 10 - Slide

      Nieuwe woorden:
      in (+ acc.) in, naar
      ponere  plaatsen
      locus  plaats
      ubi  waar
      aqua  water
      inter (+ acc.)(2)  1. tussen  2. tijdens
      arbor, arbores  boom
      ibi  daar

      audire
      iacēre
      iubēre
      venire
      vidēre
      vocare
      clamare
      necare
      recusare
      tollere
      et (2)
      tamen
      ad (+?)(2)
      ideo
      flumen (mv.?)
      rex (mv.?)
      mandatum
      non
      timēre
      puer (mv.?)

      Slide 11 - Slide

      audire
      iacēre
      iubēre
      venire
      vidēre
      vocare
      clamare
      necare
      recusare
      tollere
      et (2)
      tamen
      ad (+?)(2)
      ideo
      flumen (mv.?)
      rex (mv.?)
      mandatum
      non
      timēre
      puer (mv.?)
      Nieuwe woorden:
      inter (+?)(2) 
      arbor (mv.?)
      ibi 
      ponere 
      in (+ ?)
      locus 
      ubi 
      aqua

      Slide 12 - Slide

      Samenvatting:
      • znw worden in het Latijn verbogen
      • het Latijn kent naamvallen: verschillende vormen van het znw
      • nominativus: naamval voor 
            1. onderwerp
            2. naamwoordelijk deel (van het gezegde)
      • accusativus: naamval voor 
            1. lijdend voorwerp 
            2. na bepaalde voorzetsels
      • getal: enkelvoud / meervoud
      • Rijtje: nom ev / acc ev / nom mv / acc mv









      femin-a
      femin-am
      femin-ae
      femin-as
      serv-us
      serv-um
      serv-i
      serv-os

      Slide 13 - Slide

      Wat is/betekent:
      • nominativus (2x)
      • feminam
      • verbuigen
      • rijtje servus?
      • naamval
      • servi
      • getal
      • naamw. deel: welke nv?


      • servos
      • accusativus (2x)
      • servus
      • onderwerp: welke nv?
      • feminas
      • servum
      • lijdend voorwerp: welke nv?
      • feminae
      • rijtje femina
      OEFEN-DIA

      Slide 14 - Slide