I.
Uitgangen [3] - Je moet op grond van de uitgang kunnen bepalen wat voor soort woord een Latijns woord is (werkwoord / znw / rest).
Bijvoorbeeld: ambulant
II.
Grammatica-theorie [4] - Je moet een paar theorievragen over de grammatica beantwoorden.
Bijvoorbeeld: Noteer de uitgang van de 3e p. mv.
III. Noteer het hele rijtje van [4] - Je moet de verbuiging van twee Latijnse woorden noteren.
Bijvoorbeeld van ianua (= deur, gaat net zoals femina)