Tv1a en hv1b: persoonsvorm verleden tijd: sterke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Persoonsvorm verleden tijd: sterke werkwoorden

Wat was ook alweer het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Ezelsbruggetje: 

Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om zichzelf te veranderen van klank!

Vul alle sterke werkwoorden in die je je kan bedenken!

Stukje uitleg! 

- Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk: 

– rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen.

Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:

– bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)

– fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)

Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.

Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is:

– schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten

Toen de sloot ........ (bevriezen),
.........(worden)
het rustiger op de ijsbaan in de stad.

1. bevriesde, werd
2. bevroor, werdt
3. bevroor, werd
4. bevriesde,

Het buurmeisje ......... (schrikken), omdat de buurman zijn hond ......... (uitschelden).

1. schrok, uitschold
2. schrok, uitscholden
3. schrikte, uitschold
4. schrok, uitscheldde

......... (Genieten)
jullie gisteren ook zo van de theatervoorstelling?

1. Genietten
2. Genoten

Na een dag ........ (bederven)
het fruit al en ........ (brengen)
Jiska het terug naar de winkel.

1. bederfde, bracht
2. bedorven, bracht
3. bedierf, bracht
4. bederfde, brachten

(verleden tijd) Het slechte weer ....... (dwingen)
Gijs zijn fietsvakantie voortijdig te beëindigen.

Tel het aantal persoonsvormen in het volgende verhaaltje:

Hoeveel persoonsvormen telde je?

Zet de werkwoorden in de verleden tijd meervoud:

bedenken - blazen - glinsteren - prijzen - slijpen - stelen - stuiven - verwijzen - vlechten

(verleden tijd) De legendarische voetballer .......
(geven) commentaar op de wedstrijd van het Nederlands elftal; zijn woorden .......
(klinken) logisch.

1. geefden, klonken
2. gaven, klonk
3. gaven, klonken
4. gaf, klonken

In Afrika

Wij ...... (weten) iets unieks te filmen: een luipaard die een leeuw .....
(opvreten).

1. wisten, opvreetten
2. wisten, opvrat
3. wistten, opvreten
4. wist, opvraten

Heb je nog vragen over de stof?

Genoeg serieuze vragen...

Tijd voor raadsels! 

Hoe heet de vrouw van Messi?

Welke schoen heeft geen zool?

Wat krijg je als je een olifant kruist met een mol?

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?