Oefentoetsje transport

SE4 oefentoets
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SE4 oefentoets

Slide 1 - Slide

In de longblaasjes gaat koolstofdioxide naar het bloed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Bij de buikademhaling beweegt de buikwand naar voren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat is de functie van de kraakbeenringen in de luchtpijp?

Slide 4 - Open question

Waarom kun je beter door je neus ademen dan door je mond?

Slide 5 - Open question

Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn, wat zou een gevolg kunnen zijn van een langdurige hoge bloeddruk?
A
Hartkloppingen
B
Kans op hart- en vaatziekten
C
Hoofdpijn
D
Hoge bloedsuiker

Slide 6 - Quiz

Onderste holle ader
A
Zuurstofrijk bloed dat komt vanaf het hart
B
Zuurstofarm bloed dat komt vanaf de organen
C
Zuurstofrijk bloed dat komt vanaf organen
D
Zuurstofarm bloed dat komt vanaf longen

Slide 7 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
Weefselvloeistof > lymfevloeistof > bloedplasma
B
Bloedplasma> lymfevloeistof> weefselvloeistof
C
Bloedplasma> weefselvloeistof> lymfevloeistof
D
Lymfevloeistof > weefselvloeistof > bloedplasma

Slide 8 - Quiz

iemand prikt een blaar door, waardoor er vocht uit loopt; wat is dit voor vocht?
A
bloedplasma
B
weefselvloeistof
C
lymfevloeistof
D
cytoplasma

Slide 9 - Quiz

Bloedstolling heeft te maken met:
A
rode bloedcel
B
bloedplaatjes
C
witte bloedcel

Slide 10 - Quiz

Hoort dit bij de grote of de kleine bloedsomloop:
Co2 wordt afgegeven aan het bloed, Zuurstof wordt opgenomen door de cellen
A
Kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop

Slide 11 - Quiz

Zijn deze bloedvaten zuurstofrijk of zuurstofarm:
Longslagader, bovenste holle ader
Poortader
A
zuurstofarm
B
zuurstofrijk

Slide 12 - Quiz

De kransslagader is een vertakking van de aorta en ligt als een krans om het hart.
A
Niet waar
B
waar

Slide 13 - Quiz

Welke hartkamer is meer gespierd
A
linkerkamer
B
rechterkamer

Slide 14 - Quiz

Welk hartdeel is meer gespierd?
A
Boezems
B
Kamers

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

De pijl in de vorige afbeelding
wijst deze de grote of de kleine bloedsomloop aan?
A
grote
B
kleine

Slide 17 - Quiz

wat is het verschil tussen een slagader en een ader?

Slide 18 - Open question

Bloed stroomt van de boezems naar de kamers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Iemand heeft een te hoge bloeddruk
(deze persoon heeft een ongezonde leefstijl) en heeft daardoor kans op hart- en vaatziekten.
Wat voor gezondheidsadviezen kun je geven voor het voorkomen?

Slide 20 - Open question

Er stroomt bloed in een bloedvat van mijn tenen naar mijn bovenbeen.
In welke bloedvat gebeurt dit?

Slide 21 - Open question

Wat is de functie van rode bloedcellen?
A
Rode bloedcellen hebben geen functie
B
Zuurstof vervoeren
C
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren
D
Koolstofdioxide vervoeren

Slide 22 - Quiz


Wat is de functie van witte bloedcellen?
A
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
B
Zuurstof vervoeren
C
Koolstofdioxide afvoeren
D
Zuurstof opnemen

Slide 23 - Quiz


A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 24 - Quiz

Wanneer je in je vinger snijdt, welke route lopen ziekteverwekkers af voor ze bij de aorta komen?

Slide 25 - Open question

In welke volgorde stroomt het bloed?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 26 - Quiz

Heeft klepjes
A
Slagader
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 27 - Quiz

Lymfevaten hebben kleppen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Lymfe bevat witte bloedcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja altijd
B
nee nooit
C
meestal wel
D
soms

Slide 30 - Quiz

Wat kun je doen om hart- en vaatziekten te voorkomen?
A
niet roken
B
regelmatig ontspannen
C
weinig alcohol dinken
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quiz