OPDRACHT 2 (1 punt)
Welke vraag staat centraal in alinea's 12 en 13?
A Wat is het doel van het gebruik van 'u' en 'je'?
B Was het sociaal gewenst gedrag vroeger beter?
C Is het gebruik van 'u' en 'je' een goed middel om bepaalde verhoudingen aan te geven?
D Moeten we alle veranderingen in sociaal gewenst gedrag opvolgen?