§ 1.3 Hoogconjunctuur en laagconjunctuur

§ 1.3 Hoogconjunctuur en laagconjunctuur
Wat is het verband tussen conjunctuur en werkloosheid?

Kernwoorden:
- hoog- en laagconjunctuur
- output gap
- conjuncturele werkloosheid
- structurele werkloosheid
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 17 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

§ 1.3 Hoogconjunctuur en laagconjunctuur
Wat is het verband tussen conjunctuur en werkloosheid?

Kernwoorden:
- hoog- en laagconjunctuur
- output gap
- conjuncturele werkloosheid
- structurele werkloosheid

Slide 1 - Slide

Potentiële productie en output gap
De potentiële productie (Y*) is de hoeveelheid goederen en diensten die een economie kan voortbrengen als alle markten in evenwicht zijn en alle productiemiddelen optimaal benut kunnen worden.
De werkelijke productie (Y) kan om verschillende redenen afwijken van Y*, bijvoorbeeld door loonstarheid of een oververhitte economie.

Slide 2 - Slide

Als Y ≠ Y*, spreken we van een output gap. 

Output gap

  • Bij een positieve output gap is er sprake van een hoogconjunctuur 
  • Bij een negatieve output gap is er sprake van een laagconjunctuur.

Slide 3 - Slide

Werkloosheid
Werkloosheid ontstaat wanneer 
de vraag naar arbeid kleiner is 
dan het aanbod van arbeid 
(bij een bepaalde prijs, dus loon).


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Conjuncturele werkloosheid
De conjuncturele werkloosheid hangt samen met de negatieve output gap. 
De effectieve vraag is kleiner 
dan de productiecapaciteit. 
Er zijn dan minder werknemers 
nodig.

Slide 6 - Slide

Lonen zouden dan volgens de economische theorie moeten dalen, zodat werkloosheid daalt.
Waarom gebeurt dat in de praktijk niet snel?
................................................................................................... 

Waarom zouden dalende lonen de laagconjunctuur versterken?
........................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 



Slide 7 - Slide

Lonen zouden dan volgens de economische theorie moeten dalen, zodat werkloosheid daalt.
Waarom gebeurt dat in de praktijk niet snel?
Vakbonden houden dit tegen.

Waarom zouden dalende lonen de laagconjunctuur versterken?
Als de lonen dalen, gaan werknemers minder verdienen en dus ook minder consumeren. De effectieve vraag daalt dan verder.



Slide 8 - Slide

Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid hangt samen met de manier waarop er geproduceerd wordt, dus de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren (de economische structuur). 

Slide 9 - Slide

Voorbeelden: 
  • Frictiewerkloosheid: Het duurt even voordat vraag en aanbod van arbeid elkaar gevonden hebben.
  • Seizoenswerkloosheid: Sommige banen bestaan alleen in een bepaald seizoen (bijvoorbeeld ijsverkoper), zodat de werknemer buiten dit seizoen werkloos is.
  •  Mensen (werklozen) hebben de ‘verkeerde’ opleiding. De vraag naar arbeid past niet bij het aanbod.
  • Er wordt arbeid vervangen door machines, waardoor (voormalig) werknemers dus werkloos worden.


Slide 10 - Slide

  • Mensen wonen op de ‘verkeerde’ plek. Er is bijvoorbeeld werkloosheid in Groningen en krapte op de arbeidsmarkt in de Randstad.

Slide 11 - Slide

Natuurlijke werkloosheid
Dit is de werkloosheid die niet het gevolg is van conjuncturele schommelingen. Het is de structurele werkloosheid als de productiecapaciteit volledig is benut.

Slide 12 - Slide

Output gap en inflatie
Bij een positieve output gap ontstaat meestal inflatie. Bedrijven zien veel vraag 
naar hun producten 
(meer dan ze kunnen leveren) 
en verhogen de prijzen.


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video