GYM 1 - Woensdag 23-6

Nodig: iPad, boek, schrift en pen.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nodig: iPad, boek, schrift en pen.

Slide 1 - Slide

Vandaag:

  1. Lesdoel
  2. Grammatica: efkes herhalen
  3. Aan de slag!
  4. Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Na deze les:


  • Weet je weer wat een voorzetselvoorwerp is;
  • Weet je weer wat een bijwoordelijke bepaling is.

Slide 3 - Slide

Samen: één zin t/m meewerkend voorwerp:

Zou je voor mij even een kilo suiker willen halen bij de 


supermarkt om de hoek?

Slide 4 - Slide

Samen: één zin t/m meewerkend voorwerp:
HWW                                                                            HWW    ZWW
Zou | je | voor mij | even | een kilo suiker | willen | halen | bij de 
===  __O ________M ____B   ______________L  ;;;;;;;;;;;   ;;;;;;;;;;  ______

supermarkt om de hoek? 
________________________B

Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd
OVTT

Slide 5 - Slide

Voorzetselvoorwerp ?

Slide 6 - Slide

Voorzetselvoorwerp: vul aan
denken....
houden...
omgaan...
het oog laten vallen...
bezorgd zijn...
blij zijn...

Slide 7 - Slide

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
Maar let op!



Ik | reken | op het apparaat.
_O  ====     ________________B


Hij | wacht | op het perron. 
_O  =====    ______________B
Ik | reken | op je komst.
_O ====    _____________V


Hij | wacht | op zijn vriendin. 
_O =====      _____________V
Dit is letterlijk: 
geeft een plaats aan (bepaling).
Dit is niet letterlijk: 
je hebt het voorzetsel écht nodig.

Slide 8 - Slide

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
Let op!
Als worden of zijn als HWW worden gebruikt, is het zinsdeel met 'door' nooit voorzetselvoorwerp.




                    HWW                           ZWW
De deur | wordt | door Pietje | geschilderd.
_______O   ====    _________B    ;;;;;;;;;;;;;;;;;

Slide 9 - Slide

Even oefenen

Slide 10 - Slide


Nora ergerde zich geweldig aan het opdringerige gedrag van 


de ober.

Slide 11 - Slide

               ZWW       
Nora | ergerde | zich | geweldig | aan het opdringerige gedrag 
___O    ======     ;;;;;;;    ________B    _____________________________

van de ober.
__________V
Onvoltooid Verleden
Tijd

OVT

Slide 12 - Slide

Wie van jullie is tot na 11 uur op het gezellige feest gebleven?

Slide 13 - Slide

                             HWW
Wie van jullie | is | tot na 11 uur | op het gezellige feest | 
_____________O ==  ____________B ______________________B

ZWW
gebleven?
;;;;;;;;;;;;;;;;
Voltooid Tegenwoordige Tijd

VTT

Slide 14 - Slide

Bijwoordelijke bepaling?

Slide 15 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 16 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op de volgende vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Alle vragen behalve wie of wat!

Slide 17 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Soms helpen de vragen niet. Bepalingen blijven dan vanzelf over. Ook opvulwoordjes zijn bepalingen:
Niet
Ook
Wel
Misschien
Dadelijk
Straks
Wanneer
Hoe

Slide 18 - Slide

Oefenen

Login in LessonUp!




Slide 19 - Slide

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin?
In Den Haag heb ik een nieuwe stropdas gekocht.

Slide 21 - Open question

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
altijd=
A
Ondewerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
waarom=
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quiz

Chris loopt volgend jaar in New York de marathon.
Wat is in deze zin de bijwoordelijke bepaling?

Slide 24 - Open question

Extra uitdagende vraag!

Slide 25 - Slide

Maak een zin met de volgende onderdelen:
Persoonsvorm - onderwerp - werkwoordelijk gezegde - lijdend voorwerp - 3x bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Open question

Aan de slag!
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling
Maak de oefeningen.

  • Kies een paragraaf uit van Kijk op taal of Poëzie of Fictie en maak de opdrachten.
  • Klaar? Kies een leuk leesboek uit en ga lekker lezen!


Slide 27 - Slide

Huiswerk &
Taalvout
Huiswerk deze week:


* Maak de oefeningen van het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling (zie SOM).

* Maak één paragraaf van 'Poëzie' of 'Kijk op taal' of 'Fictie' en upload deze in SOM.

Slide 28 - Slide

Lekker naar buiten!
Opdracht:

  • Kies een bestaand liedje uit. 
  • Herschrijf de tekst van dit lied: gebruik als onderwerp het afgelopen schooljaar. Het kan over vanalles gaan:
Vriendschap, liefde, een grappig verhaal, verdriet, corona, je schoolboeken, je favoriete leraar, etc..
  • Je mag samenwerken maar je mag ook alleen schrijven.

Slide 29 - Slide