H3 Elektriciteit en automatisering 3.3-2

Huiswerk
Maken: (45, 49), 50, 52, 53, (61, 64)
Bestuderen: 3.3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk
Maken: (45, 49), 50, 52, 53, (61, 64)
Bestuderen: 3.3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Door welke weerstand loopt de grootste stroom?
A
R1
B
R2
C
R3
D
Alle stromen zijn gelijk.

Slide 3 - Quiz

Door welke weerstand loopt de grootste stroom?
A
R1
B
R2
C
R3
D
Alle stromen zijn gelijk.

Slide 4 - Quiz

Over welke weerstand staat de grootste spanning?
A
R1
B
R2
C
R3
D
Alle spanningen zijn gelijk.

Slide 5 - Quiz

Over welke weerstand staat de grootste spanning?
A
R1
B
R2
C
R3
D
Alle spanningen zijn gelijk.

Slide 6 - Quiz

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 7 - Quiz

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 8 - Quiz

Drie lampjes zijn in serie aangesloten. Wat gebeurt er met de spanning per lampje, als je 1 lampje in serie toevoegt?
A
Die neemt toe met 33%.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af met 25%.
D
Die neemt af met 33%.

Slide 9 - Quiz

Drie lampjes zijn in serie aangesloten. Wat gebeurt er met de spanning per lampje, als je 1 lampje in serie toevoegt?
A
Die neemt toe met 33%.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af met 25%.
D
Die neemt af met 33%.

Slide 10 - Quiz

Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten.
Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.

Slide 11 - Quiz

Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten.
Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.

Slide 12 - Quiz

Huiswerk
Maken: (47, 48) 54, 58 (60, 62)
Bestuderen: 3.6

Slide 13 - Slide