H5 Elektrische systemen 5.3-2

Huiswerk
Maken: 10b, 11a en 12
Bestuderen: 5.3
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk
Maken: 10b, 11a en 12
Bestuderen: 5.3

Slide 1 - Slide

Over het eerste lampje staat een spanning van 10 V. Wat is de spanning van de spanningsbron?
A
2 V
B
10 V
C
40 V
D
50 V

Slide 2 - Quiz

Over het eerste lampje staat een spanning van 10 V. Wat is de spanning van de spanningsbron?
A
2 V
B
10 V
C
40 V
D
50 V

Slide 3 - Quiz

Elk lampje heeft een weerstand van 12 Ω. Wat is de totale weerstand?
A
0,42Ω
B
2,4Ω
C
12Ω
D
60Ω

Slide 4 - Quiz

Elk lampje heeft een weerstand van 12 Ω. Wat is de totale weerstand?
A
0,42Ω
B
2,4Ω
C
12Ω
D
60Ω

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er met de spanning over de eerste 4 lampjes, als je het 5e lampje eruit draait?
A
De spanning neemt toe met 20%.
B
De spanning neemt toe met 25%.
C
De spanning blijft gelijk.
D
De spanning neemt af met 20%.

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurt er met de spanning over de eerste 4 lampjes, als je het 5e lampje eruit draait?
A
De spanning neemt toe met 20%.
B
De spanning neemt toe met 25%.
C
De spanning blijft gelijk.
D
De spanning neemt af met 20%.

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door het 5e lampje, als je het 1e lampje eruit draait?
A
De stroomsterkte wordt 0 A.
B
De stroomsterkte neemt af met 20%.
C
De stroomsterkte blijft gelijk.
D
De stroomsterkte neemt toe met 20%.

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door het 5e lampje, als je het 1e lampje eruit draait?
A
De stroomsterkte wordt 0 A.
B
De stroomsterkte neemt af met 20%.
C
De stroomsterkte blijft gelijk.
D
De stroomsterkte neemt toe met 20%.

Slide 9 - Quiz

Drie lampjes zijn in serie aangesloten. Wat gebeurt er met de spanning per lampje, als je 1 lampje in serie toevoegt?
A
Die neemt toe met 33%.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af met 25%.
D
Die neemt af met 33%.

Slide 10 - Quiz

Drie lampjes zijn in serie aangesloten. Wat gebeurt er met de spanning per lampje, als je 1 lampje in serie toevoegt?
A
Die neemt toe met 33%.
B
Die blijft gelijk.
C
Die neemt af met 25%.
D
Die neemt af met 33%.

Slide 11 - Quiz

Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten.
Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.

Slide 12 - Quiz

Drie lampjes met een constante weerstand worden op twee manieren aangesloten.
Wat is het verschil in lichtsterkte (per lampje)?
A
Een lampje in serie brandt 3x zo fel.
B
Een lampje in een parallelschakeling brandt 3x zo fel.
C
Een lampje in een parallelschakeling brandt 6x zo fel.
D
Een lampje in een parallelschakeling brandt 9x zo fel.

Slide 13 - Quiz

Huiswerk
Maken: 13 t/m 15
Bestuderen: 5.4

Slide 14 - Slide