Spelling les 5

Deel 1: werkwoorden
Noteer eventueel de uitleg (volgende dia) in je schrift. 
Vul de juiste vorm van het werkwoord in, aan de zin kun je zien of het verleden tijd of tegenwoordige tijd moet zijn. Als zowel de tegenwoordige als de verleden tijd mogelijk is, dan kies je voor tegenwoordige tijd.
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Deel 1: werkwoorden
Noteer eventueel de uitleg (volgende dia) in je schrift. 
Vul de juiste vorm van het werkwoord in, aan de zin kun je zien of het verleden tijd of tegenwoordige tijd moet zijn. Als zowel de tegenwoordige als de verleden tijd mogelijk is, dan kies je voor tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Uitleg persoonsvorm tt/vt
  1. Stap 1: bepaal het onderwerp van het werkwoord dat je moet invullen.  
  2. Stap 2: bepaal of de zin in verleden tijd (VT) of tegenwoordige tijd (TT) staat.
  3. Stap 3: VT: neem de ik-vorm van het werkwoord (ik meld, ik wacht, ik verf) en voeg -de(n)/-te(n) toe (ik meldde, ik wachtte, ik verfde). TT: in het enkelvoud gebruik je de ik-vorm (ik meld, ik wacht, ik verf) en afhankelijk van het onderwerp een -t erachter (hij meldt, jij wacht, u verft); in het meervoud gebruik je het hele werkwoord (wij melden, jullie wachten, zij verven). 

Let op de sterke werkwoorden: hij loopt / hij liep - hij vindt / hij vond - hij moet / hij moest, etc. Deze ken je meestal al, daar hoef je dan geen regels voor te leren.

Slide 2 - Slide

Wij vertrouwen erop dat u de waarheid ... (vertellen).

Slide 3 - Open question

Wij ... (wachten) gisteren tevergeefs.

Slide 4 - Open question

Wij weten niet hoe laat zijn vliegtuig ... (landen).

Slide 5 - Open question

Hij ... (worden) daar gisteren wel door verrast.

Slide 6 - Open question

Het ... (bevreemden) mij dat hij is aangenomen.

Slide 7 - Open question

Mevrouw Weitenberg ... (vinden) hem destijds heel geschikt voor dat werk.

Slide 8 - Open question

Wij ... (moeten) vanochtend wel heel lang wachten op die bus.

Slide 9 - Open question

Tijdens het vorige project ... (spannen) ik mij behoorlijk in.

Slide 10 - Open question

Harold ... (doen) vorige week een goed voorstel.

Slide 11 - Open question

Wij ... (denken) direct al dat er meer aan de hand was.

Slide 12 - Open question

De directeur ... (verwachten) ons wel bij het overleg van vanochtend.

Slide 13 - Open question

Wij gaan ervan uit dat u alles zorgvuldig ... (bewaren).

Slide 14 - Open question

Het leger ... (houden) daar alles onder controle.

Slide 15 - Open question

Dit is zo'n zaak die in hoog tempo ... (escaleren).

Slide 16 - Open question

... (worden) jij weleens uit je bed gebeld?

Slide 17 - Open question


Laat je docent weten of je nog vragen hebt.

Slide 18 - Open question

Deel 2: de tussen-n
Eerst lees je (eventueel) nogmaals de dia's met uitleg, dan kun je een video bekijken. Daarna volgt de opdracht.
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: alleen een -e of -en.

Slide 19 - Slide

Uitleg tussen-n:
boekenkast en huilebalk
Hoofdregel: schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud altijd op -en eindigt. Boek, boeken -> boekenkast.

Op de volgende dia zie je acht voorbeelden/regels waarin dit niet geldt en je dus alleen een -e schrijft.

Slide 20 - Slide

Schrijf alleen een -e in deze gevallen:
  1. Het eerste deel is een zelfstandig naamwoord dat (ook) een meervoud op  -s heeft. Asperge, asperges -> aspergesoep. Groente, groenten, groentes -> groentensoep.
  2. Het eerste deel is een bijvoeglijk naamwoord. Rodekool, armelui, platteland.
  3. Het eerste deel is een werkwoord. Brekebeen, huilebalk, spinnewiel.
  4. Het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak die enig is in zijn soort. Zonnestraal.
  5. Het eerste deel heeft een versterkende betekenis ('erg') en de gehele samenstelling is een bijvoeglijk naamwoord. Reuzeleuk, beregoed, boordevol.
  6. Een van de delen is niet meer herkenbaar als een los woord, het is een versteende samenstelling. Bolleboos, elleboog, papegaai, apegapen, duimelot, ruggespraak.
  7. Het eerste deel heeft geen meervoud. Tarwemeel, rijstepap, komijnekaas.
  8. Bij een afleiding, waar het tweede deel geen los woord is. Grenzeloos, hopelijk, vlekkeloos.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video


de brokk_piloot

Slide 23 - Open question


de komijn_kaas

Slide 24 - Open question


de groent_soep

Slide 25 - Open question


het zonn_terras

Slide 26 - Open question


de paard_stal

Slide 27 - Open question


er kipp_vel van krijgen

Slide 28 - Open question


de oss_worst smaakt goed

Slide 29 - Open question


het pann_koekenhuis

Slide 30 - Open question


de asperg_soep

Slide 31 - Open question


de blind_geleidehond

Slide 32 - Open question

Wat heb je nu geoefend?
  • woorden met of zonder tussen-n
  • Dit zijn woorden waarbij je regels toepast. Je moet de regels van de tussen-n met de uitzonderingen dus goed begrijpen. 
  • Als dit nog niet zo goed ging, is het nodig de uitleg en oefeningen nog eens te herhalen. (Zie laatste vraag.)

Slide 33 - Slide

Wil je meer oefenen met de tussen-n? Heb je nog vragen?

Slide 34 - Open question

Einde oefenles

Slide 35 - Slide