16 feb 2x,2z

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Leesboek, werkboek
Kauwgum in de prullenbak
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Leesboek, werkboek
Kauwgum in de prullenbak

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag:
  • vorige les
  • nakijken huiswerk
  • herhaling spelling lj 1
  • Korte pauze
  • maken/huiswerk
  • einde les

Slide 3 - Slide

 Werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

Nakijken huiswerk
Maak cursus 7 §6 opdracht 2 tm 5
Maak cursus 7 §7 1+2 online

Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
Hoe vind je de persoonsvorm?
  1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd)
  2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom
  3. De zin vragend maken 
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.





Slide 6 - Slide

Weet je het nog? tt
Ik-vorm = Stam  (loop)
Hij = Stam + T (loopt)
Wij = hele werkwoord (infinitief) (lopen)

Slide 7 - Slide

Het meisje .... door het bos.
(fietsen, pvtt)
A
fietste
B
fietstte
C
fietst
D
fiests

Slide 8 - Quiz

Ik ...... dat wel een beetje raar.
(vinden, pvtt)
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vondt

Slide 9 - Quiz

Weet je het nog? vt
Sterke en zwakke werkwoorden

Een sterk werkwoord is sterk genoeg om te veranderen (loop-liep, zwem-zwom)

Een zwak werkwoord kan dit niet

Slide 10 - Slide

Stam eindigt op:

t-k-f-s-ch-p

dan te(n)



lachen

stam = lach

ik lachte

wij lachten








't(ex)Kofschip:

Verleden tijd van zwakke werkwoorden

Voltooid deelwoord


werken
stam = werk
ik werkte
wij werkten

reizen
stam = reiz (!)
ik reisde
wij reisden

Slide 11 - Slide

De man..........de weg.
(vragen, vt)
A
vraagt
B
vraagde
C
vroeg
D
vroegt

Slide 12 - Quiz

Hij heeft de envelop ........

(openen, vd)
A
geopent
B
geopendt
C
geoppent
D
geopend

Slide 13 - Quiz

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Voltooid deelwoord
het is al gebeurd
De deur is geverfd.
Onvoltooid deelwoord
het is nog gaande
Marie reist zeilend de wereld over.

Slide 14 - Slide

Geeft ww aan dat je iets aan het doen bent en schrijf je het als hele ww + d ? OD
Geeft ww aan dat je iets gedaan hebt en staat in de zin een vorm van hebben of zijn? VD

Slide 15 - Slide

Stappenplan

Slide 16 - Slide

Werkwoordsvormen

- infinitief
- pvtt
- vd
- od
Werkwoordstijden

- ott
- ovt
- vtt
- vvt

Slide 17 - Slide

Voorbeeldzinnen
  • Ik loop.                                      OTT/OVT/VTT/VVT
  • Ik liep. 
  • Ik heb gelopen.
  • Ik had gelopen.

Slide 18 - Slide

Een overzicht van de werkwoordstijden

Slide 19 - Slide

Benoem de werkwoordstijd.

Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 20 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.
Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 21 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.

Ik had spinazie gegeten.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 22 - Quiz

Kortom:
> onvoltooid tegenwoordig tijd (ott): Ik maak een oefening.

> onvoltooid verleden tijd (ovt): Ik maakte een oefening.

> voltooid tegenwoordig tijd (vtt): Ik heb een oefening gemaakt.

> voltooid verleden tijd (vvt): Ik had een oefening gemaakt.

Slide 23 - Slide

Maak cursus 7 §9
alles (online)
leer §2,3,4






Slide 24 - Slide

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 25 - Slide

BINGO
Tijd voor Bingo!!

Slide 26 - Slide

Fijne vakantie !

Slide 27 - Slide